Een arme drommel heeft weinig aan eer, want van de eer die men een mens bewijst of van de lof die men hem toedicht, kan hij niet leven. Daar schiet hij niets mee op. Vele lieden zien hem niet staan. Men wil niet borg voor hem staan en verstrekt hem geen lening, zoals een rijke. Bovendien ziet men hem niet graag aankomen. Daarom is het beter voor de wereld en voor het lichamelijk welbevinden dat men zegt: ‘Daar loopt een stinkend rijke boer’ dan ‘Daar loop een achtenswaardige, maar straatarme drommel.’
Als een rijke zijn bezit kwijtraakt, verliest hij ook eer, deugd, macht en vrienden. Men gaat hem uit de weg. Dan gaat het verhaal dat zijn wijsheid verloren is gegaan. Niemand wil nog naar hem luisteren. Al zou hij verstandige dingen zeggen, men zou dat als flauwekul afdoen. Men vraagt hem niet meer om advies. Hij telt niet meer mee en is onbemind. Nauwelijks iemand kent hem nog.
Als een arme rijk wordt en zich uit het slijk der aarde opgericht heeft, noemt men hem wijs en verstandig, zelfs al zou hij een onvervalste boerenlul zijn. Overal wordt naar hem geluisterd en hij heeft talloze vrienden. Men houdt van hem en bewijst hem eer; men prijst hem, staat borg voor hem en verstrekt hem leningen. Overal is hij van harte welkom. Steeds vraagt men zijn advies, want hij wordt een wijs man genoemd.
Begrijp echter de zin van dit alles. Een rijke man is maar een knecht die de goederen van zijn heer beheert, speculeert om winst te behalen, en die niet meer neemt dan hij nodig heeft om van te leven. Als de heer uitbetaald wil worden en over zijn goederen wil beschikken, dan moet die knecht niet meer hebben dan eten, drinken en kleding. Op die manier is hij rijk. Als de dood dan komt, wordt hij van het bezit verlost waar hij als dienaar voor moest zorgen. Hij verlaat dan als een arme man dit leven, net zoals toen hij geboren werd.
Een wijs man leert ons dat een arme man gelukkiger is dan een rijke en minder zorgen heeft, zowel om het verlies als om