Lekenspiegel
(2003)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
Maar ik wil de leken eerst een zo goed mogelijke vertaling geven van het Pater noster, het Onzevader, het gebed dat God zelf sprak. In het Nederlands luidt het: Onze Vader, Die in de hemel zijt,
Geheiligd moet uw naam zijn.
Moge ons uw rijk toekomen.
Moge uw wil geschieden, zowel in de hemel als op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals ook wij doen met onze schuldenaren,
En leid ons niet in bekoring,
Maar verlos ons van het kwade.
Deze woorden staan niet precies zo in het Latijn, want het rijm zorgt ervoor dat de woorden soms op een andere plaats staan, maar de betekenis is behouden. Kinderen, bedenk het volgende: Christus riep zijn Vader aan, ‘Die boven in de hemel is.’ Daaruit kunnen wij leren dat God uit een Vader bestaat Die zonder begin is en altijd zal bestaan en Die in de hemel zetelt. Men zal Hem terecht aanroepen in gebeden, want Hij is oppermachtig; Hij kent zelf geen begin, maar uit Hem komt alles voort. Zonder zijn hulp kan niemand een uur in leven blijven. Hierna volgt: ‘Geheiligd moet uw naam zijn.’ Uit deze woorden kunnen wij leren dat wij altijd Hem moeten loven en eren, Die ons schiep en Die de hemel en de aarde met alles erop en eraan voor ons in het leven riep. Ook moeten wij Hem dankbaar zijn voor de onsterfelijke ziel die Hij ons gaf, voor het samenzijn met Hem in het hemelse Jeruzalem en voor het geven van ons dagelijks brood op aarde. Hierna komt: ‘Moge ons uw rijk toekomen.’ Hieruit kunnen wij opmaken dat alleen de eeuwige Vader het eeuwige leven geeft aan ieder die dat verdiend heeft. Alle macht en hoop be- | |
[pagina 102]
| |
vinden zich in Hem. Daarom moeten wij te allen tijde vragen om zijn genade, opdat wij die hebben om voor Hem te verschijnen in zijn eeuwige en zalige rijk. Hierna volgt meteen: ‘Uw wil geschiede, zowel op aarde als in de hemel.’ Dat wil zeggen dat zijn wil zowel in de hemel als op aarde voltrokken zal worden, of wij nu willen of niet. Wij moeten ons derhalve richten naar zijn wil en alles wat Hij ons voorheeft, blijmoedig accepteren. Hierna volgt: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Daaruit kunnen wij leren dat alles waarvan een mens leeft, van God komt. Ook kunnen wij hieruit opmaken dat wij niet mogen bidden om rijk te worden, maar alleen voor onze noodzakelijke behoeften. Want er staat duidelijk: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Dit staat er niet omdat wij maar een dag op aarde leven. Maar dat lijkt wel zo, want de tijd gaat zo snel voorbij. God geeft twee soorten brood aan de mens om onbekommerd van te leven, wat betreft ziel en lichaam. Het ene brood behoort aan de ziel toe, dat is het geestelijke brood. Christus leert ons zelf dat de ziel daarmee wordt gevoed, want Hij sprak: ‘Niet alleen door middel van het brood leeft de mens, maar ook dankzij het woord dat God gaf.’ Het andere brood is spijs voor het lichaam, waarmee men het onderhoudt. Onze gebeden en onze gemoedstoestand moeten zich hierop richten als wij het Pater noster bidden. Hierop volgt in het Latijn: ‘Vergeef ons onze schuld zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.’ Hierdoor moeten wij inzien dat God de zonden kan vergeven. Al zou een mens alle zonden hebben begaan die alle mensen ooit hadden gedaan, dan nog zou God vergeving schenken, mits hij oprecht berouw toont. Gods grote barmhartigheid is groter dan al zijn andere werken, zoals in Davids Psalmen staat. Dat is een grote geruststelling voor ons. Maar hetgeen erachter staat, ‘Vergeef ons onze misdaad, zoals wij gewoonlijk doen’ werkt eerder tegen ons. Want wij bidden daar om wraak als wij zelf niet vergeven. Als Onze Heer ons vergeeft, moeten wij ter ere van Hem ook | |
[pagina 103]
| |
vergeven. Of Hij zal ons op dezelfde wijze belonen als wij onze schuldenaars doen. Niemand kan zijn oordeel ontgaan! Hierop volgt direct: ‘En leid ons niet in bekoring.’ Leid hier niet uit af dat God ons tot iets anders dan goede dingen verleidt, want Hij is onze Vader en hoeder. Maar wij vragen Hem hiermee ons te helpen de bekoringen te weerstaan, zodat wij er niet in blijven steken. Lieve kinderen, besef dat bekoringen zwaar kunnen zijn en dat men die moet weerstaan als iemand die aan een grote strijd deelneemt. Hij zou sneuvelen als hij zich niet goed zou verweren. Daarom moeten wij God vurig bidden dat Hij ons bijstaat in bekoringen, die de duivel op subtiele wijze dag en nacht op ons afvuurt om ons te verleiden. De duivel is immers de vijand van alle mensen. Tegen hem kan niemand beter helpen dan God en Hij helpt ons graag als wij dat zelf willen. Hierna volgen de laatste woorden van het Pater noster. Daarmee vragen wij om Gods genade, ‘dat Hij ons moge bevrijden van al het kwade.’ In deze woorden ligt besloten wat we hiervoor hebben besproken. Onze begeerte kan ons immers schade berokkenen aan ziel en lichaam en wij vragen Hem om al onze zaken tot een goed einde te brengen. Dit is het gebed dat Jezus Christus bad tot zijn Vader toen Hij als mens op aarde rondliep. Dit gebed is zo voortreffelijk dat priesters het bij elk getijde moeten opzeggen. Wie het vaak prevelt, is wijs. Ook al zijn de woorden klein, de betekenis is groot en deugdzaam. |
|