Lekenspiegel
(2003)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
zon leefden. God stond hem toe tijdens zijn regering vele zwaar bevochten overwinningen te behalen op degenen die niet geloofden in Abrahams God. Bovendien gaf God aan Mozes de Tien Geboden, waarin alle voorvaderen heilig geloofden. David wordt met recht en reden een van de belangrijkste profeten genoemd. Al die profeten voorzegden de heilbrengende komst van Onze Heer. Die liet David zonneklaar merken in het boek Psalmen, dat hij dichtte tijdens zijn leven. Daarin kondigt hij die komst eveneens aan. David was zeer godvruchtig. Als hij een misstap of zonde jegens Onze Heer had begaan, wilde hij onmiddellijk boete doen en had hij zo'n groot berouw dat God hem de zonde vergaf. Als koning was hij gewetensvol, maar in zijn persoonlijke leven nam hij het niet altijd even nauw. Hij was niet monogaam, maar deed het met ontstellend veel vrouwen. Daar gaf hij op zeker moment rekenschap van. Dat zal ik u vertellen, niet vanwege de misstap die hij deed, maar vanwege zijn gevoel voor gerechtigheid. Op een dag zat David in zijn paleis toen hij een mooie vrouw een bad zag nemen in haar tuin, in het volste vertrouwen dat ze daar gevrijwaard zou zijn van inkijk. Slechts kamermeisjes vergezelden haar. De vrouw heette Batseba en was gehuwd met Uria, een dapper en voortreffelijk ridder die in Davids leger diende. Toen David de naakte vrouw zag, werd hij op slag smoorverliefd door haar bloedstollende schoonheid. Hij wist het zo aan te leggen dat Batseba stiekem met hem naar bed ging. Zodra David echter hoorde dat zij zwanger van hem was, ontbood hij haar echtgenoot. Ofschoon deze tegen de vijanden van God vocht, moest hij stante pede naar huis komen. David beval dit, opdat Uria met zijn vrouw zou slapen en het kind zou beschouwen als het zijne. Maar dat was water naar de zee dragen. Uria kwam spoorslags huiswaarts alleen omdat men hem dat opgedragen had, maar hij had geen zin om met zijn vrouw te vrijen: hij wilde God niet vertoornen. Uria wilde zo snel moge- | |
[pagina 85]
| |
lijk naar het slagveld terugkeren. Toen de koning vernam dat Uria zich er op die manier van af had gemaakt, stuurde hij een bode mee met een verzegelde brief voor de opperbevelhebber. Daarin stond dat Uria voor in de linies moest worden opgesteld. Uria wist hier uiteraard niets van af. Aldus gebeurde het dat Uria enkele dagen later sneuvelde tijdens de gevechten en David diens welgevormde echtgenote behield als vrouw. God liet David onmiddellijk weten dat het land vanwege deze grote zonde geteisterd zou worden door een van drie plagen. David moest een keuze maken. De eerste plaag was een hongersnood, de tweede een epidemie en de derde oorlog. Luister wat David antwoordde: - ‘Omdat Onze Heer een plaag naar mijn land wil sturen, alleen en uitsluitend vanwege mijn misstap, en de keuze aan mij is, zal mijn volk de dupe worden, als ik de hongersnood of de oorlog kies. Ofschoon mijn volk niets heeft misdaan, kan het de straf niet ontlopen. Ik ben wel schuldig, maar zou kunnen ontkomen: ik bezit immers zoveel geld en zoveel paleizen, dat ik het er wel levend van af zou brengen. Daarom kies ik voor de epidemie, want die spaart de koning net zomin als iemand anders. Zowel ik, die schuldig ben, als de onschuldige mensen kunnen erdoor getroffen worden. Gods wil geschiede met mij.’ Vanwege dit gevoel voor gerechtigheid liet God de straf achterwege. Dit moet elk mens ter harte nemen en dit moet hij steeds voor ogen houden: als Onze Heer de mensheid rampen, plagen of kwellingen zendt, moet men zich realiseren dat God die gestuurd heeft vanwege de zonden. De mensen moeten dit lijdzaam ondergaan en oprecht berouw tonen, totdat hun rampen en ellende overgaan in Gods barmhartigheid. Die zal niemand ontzegd worden die zijn hoop erop gevestigd heeft. Wees er zeker van dat Onze Heer hem zal helpen uit de nood, want Gods zachtmoedigheid is er altijd. Elk mens kan die verkrijgen hoe | |
[pagina 86]
| |
groot zijn zonde ook is. Gods vaderlijke hulp is zo groot voor een mens die in moeilijkheden verkeert, dat er op aarde nooit een dergelijke vader werd gevonden. Want God bemint de mensen veel meer, ja duizend keer meer, dan vaders en moeders hun eigen kinderen. Dat heeft Hij vroeger laten zien toen Hij omwille van onze zaligheid grote smarten leed. Nooit zou een vader of een vriend dergelijke kwellingen ondergaan voor kind of vriend, terwijl Hij het al helemaal niet verdiende. |
|