deel van de helderheid, toch blijft de zon bestaan en is zij net zo helder als altijd. Het enige mankement dat zij krijgt is dat wij haar licht moeten missen, doordat de maan haar bedekt. Als de maan naar voren gaat en de een over de ander heen gaat, keert de helderheid terug zoals men die tevoren had. Dit gebeurt als de maan zonder licht is, dat wil zeggen als zij begint.
De maan ontvangt haar licht geheel van de zon, want zij geeft van zichzelf geen licht. Wie op de maan zou staan, zou de zon kunnen zien, want tussen de zon en de maan is niets. De maan zou haar schijnsel verliezen als er iets tussen hen beide in zou komen te staan. Als het dus eens gebeurt dat de zon zo'n baan draait dat er een berg of een hoog landschap tussen de zon en de maan in komt en dat de zonneschijn niet bij de maan kan komen, wordt de maan haar licht ontnomen en is zij niet meer helder. De berg die ertussen staat, houdt het licht tegen. Dan zeggen wij: de maan vergaat. Dat is slechts een grap, want de maan kan niet vergaan. Zij blijft dik en breed, maar haar licht komt en gaat. Als de zon achter de berg wegtrekt, vangt de maan haar licht weer op, net als daarvoor. Hoe meer de zon achter de berg vandaan komt, hoe meer het licht van de maan toeneemt. Dit zijn de verklaringen van gebeurtenissen waarbij de mensen denken dat de zon en de maan soms vergaan.