Men schildert op muren engelen met vleugels en met een lichaam net als de mens, maar zij hebben die niet. Geen enkel geestelijk wezen kan geschilderd worden en men moet ze daarom wel zo tekenen: men kan ze niet op een betere manier weergeven.
De engelen in de hemel zien wat er gebeurt op aarde. Als zij zien dat iemand door onheil getroffen wordt, komen zij in een oogwenk naar beneden en staan die persoon bij; tenminste als God het hem gunt!
Als Onze Heer hun toestemming verleent zich aan iemand te vertonen, nemen zij uit lucht een vorm en een gedaante aan waarin ze verschijnen. Maar het oog van een mens - of hij nu goed of slecht is - kan geen geestelijk wezen waarnemen.
Een mens die er zo erg aan toe is door verdriet, angst of grote rouw dat hij dood zou willen zijn, zou al zijn ellende vergeten, zodra hij een engel zou zien. Hij zou zich werkelijk verbeelden dat hij in de hemel was. Maar een mens zou gemakkelijk sterven van zoveel schittering, van zoveel licht. Zelfs zeven zonnen aan de hemel zouden niet zo mooi of zo helder zijn als de engel van nature is.