3 Een vertelling over een heer die een klooster overlast bezorgde
Er was eens een machtig heer die graag op bezoek ging bij een abdij dicht bij hem in de buurt. Hij pleegde vaak een aanslag op haar bezit, dat hij altijd als een ongenadig dwingeland verteerde. De abt was hierover zeer bedroefd en de monniken durfden zich er niet tegen te verzetten. Toen dit lang zo voortduurde en het klooster teniet dreigde te gaan, en er geen hoop op verbetering was, besloten de kloosterlingen dat ze God zouden aanroepen en Hem bijzondere eer zouden bewijzen, opdat Hij hen zou troosten en van die dwingeland zou verlossen. Daarom hielden ze een mooie processie en zongen de litanie tot eer van God en de Heilige Maria en baden van harte tot God dat Hij hen van de dwingeland zou verlossen. De abt droeg bij die gelegenheid de mis op en toen hij voor het altaar stond en de hostie consacreerde, zodat die waarlijk het Lichaam van Christus werd, merkte hij dat bij het altaar een galg stond waaraan diezelfde heer hing met een strop om zijn nek. Boven op de galg zat een engel met een zwaard, min of meer op het punt om het touw in tweeën te slaan, terwijl daaronder een onmetelijk diepe put was. Toen de abt dit zag, riep hij: ‘Sla, engel, sla!’ De Hostie antwoordde onmiddellijk: ‘Begrijpt u niet dat Ik niet graag verlies wat Ik zo duur moest kopen?’ Direct daarna verdween het visioen. Toen de abt de mis had beëindigd, riep hij zijn kloosterlingen bijeen en vertelde hun wat hij gezien en gehoord had. Toen de heer dit vernam, kwam hij snel naar het klooster toe en maakte alles in orde wat hij verkeerd had gedaan en dankte God, Onze Heer, en diende Hem voortaan.
Ieder mens kan aan de hand van dit exempel tot het inzicht komen dat niemand God met een bepaalde reden om straf zal vragen. Want wat God zo duur heeft moeten betalen, geeft Hij niet makkelijk op. Het was immers niet met goud of met aards bezit dat Hij ons vrijkocht, maar met Zijn kostbare bloed en met Zijn zalige dood. Waarom zou iemand zo dwaas zijn dat hij