zaten uit te rusten en te luisteren naar de verhalen die hij vertelde over Amerika, over de grote open vlakten, de prairies, waar de Indianen rondslopen, of de woudlopers 's avonds om hun kampvuur hurkten.
Dan zaten de jongens, met hoogrood gekleurde wangen te luisteren en verbeeldden ze zich, dat ze zelf door de vlakten zwierven op zoek naar bisons en mustangs.
Jammer, dat het al zo gauw donker werd.
Er was geen licht in de hut, dat had de Baron met het oog op brandgevaar niet willen hebben. Toen de leden zich hierover bij Oom Willem beklaagden, lachtte hij alleen maar geheimzinnig. ‘Afwachten’, was alles wat ie zei, en meer liet hij niet los. Twee dagen later werd de club verrast met een doos, waarin lampjes, snoeren, schakelaars, kortom, zich een complete uitrusting bevond om de hut van electrisch licht te voorzien.
Met de onschatbare hulp van oom Willem, werd de hut keurig van licht voorzien, en zo opgetogen waren ze, dat het maar weinig scheelde, of ze waren er blijven wonen.
*
Langzaam werd het winter, en op een morgen toen Wim opstond, waren er ijsbloemen op de ruiten.
‘Hoera, ijs!!,’
Van pure vreugde maakte hij een luchtsprong, dat het hele huis er van daverde, en z'n moeder verschrikt onder aan de trap kwam informeren, ‘of er een aardbeving was?’
Opgewonden moest ie naar buiten, om te zien of het ijs al hield, wat natuurlijk niet het geval was.
Maar als je naar de strakke vrieslucht keek, kon je