| |
| |
| |
Pé Hawinkels
Het uiterlijk van de Rolling Stones V
De zwaargelipte, lomp gracieuze, die in de brekende ogen van de door de zwarte dood geteisterde feestelingen vleugels krijgt
In de elpenbenen benedenstad, waar pittoreske steegjes
Een kortstondig & verward leven leidden als takken
En gewrichten van een brandend braambos, stond
De oude muzikant: wit woeien zijn haren van
Zijn schedel, blank als dagmelk; op zijn grote
Ogen, wijd opengesperd als die van de aartsvader, die
De kleurloze gloed van de eeuwigheid in aantocht
Weet, lag een net van romige adertjes, constant
In beweging alsof er regenwormen doorheen
Kropen, alsof dit buizenstelsel
De laatste vingerwijzingen van boven
Van hot naar haar communiceerde. Niet enkel
Die blinde oogbollen werden door dit bood-
Schappennetje overwoekerd: ook het perkamenten
Voorhoofd, de kale helft van de schedel, ja,
De straten zelf leken in dit levend net
Gevangen, dat, naar gelang er een romantische
Straatlantaarn, een realistisch venster of
Een school mystieke hemellichamen aan floepte,
Zijn kameleontische aard verried, maar zonder invloed
Bleef op het vioolspel, dat de oude
Humaan & regelmatig voortbracht.
Niet aldus in de jongere stadsgedeelten.
Daar was het revolutie, - of revolutie:
Er waren in elk geval barricaden
Opgeworpen, maar, kroop men nabij op palm en knie,
Onderzocht men de klinkers uit dit wegdek
Opgebroken, dan bleken die van peperkoek,
En onderzocht men die koek, dan brak
Dat lelijk op: die koek was als steen.
Er werd geschoten, ook: gevuurd,
Maar uiterst regelmatig, - misschien
Werden er in versneld tempo salvo's af-
Gevuurd op wie daar maar voor voelde,
Daar niets van voelde: dat schieten klonk,
| |
| |
Maar doodde niet. En op de barricaden
Stond een held, een jonge, emotionele voorvechter
Van zijn klasse. Zoals het hoort, zijn hemd
Was opengerukt, de knopen waren
In verwijderd verband met het functioneren
Van fragmentatiebommen alle kanten op
Gevlogen, zijn varkensleren borst bood
Een reeks van blinde stopcontacten aan
De heldendood. Zijn ogen straalden,
Blauw en zwart, en in zijn hand stond boven
Zijn hoofd, als een maan, het geweer:
Dat wees de weg, dat mooi geweer.
Het was ingelegd met kornalijn,
Saffier ter grootte van de teennagels
Van een zondagskind, de trekker stak
Uit de kokhalzende kolf als een nachtegaals-
Tongetje, de vizierkorrel was zo zeer bescheiden,
De clitoris van een verre geliefde,
En de loop, die geurde naar olijfolie,
Thijm en marjolein. Het geweer kon schieten,
Maar doden niet. De jonge held
Kon niemand doden: daarvoor was hij
Te bezorgd om zijn eigen lichaam.
Een zachte shawl scheidde zijn hoofd
Van zijn borst, zijn hoofdhaar bood plaats
Aan een nest zwarte zwanen, en
De krijgshaftige bewegingen van zijn bekken
Waren sensueel, als was hij een aap
In ballingschap, die op de maanlichtovergoten
Markt van Oeljan Bator liefdesdansen
Uitvoert voor zijn cipiers.
Hij doet aan revolutie, omdat de revoluties,
Zoals alles, zijn vergeten. En waar
Zou hij anders nog gelegenheid vinden
Om zijn toespraken, beroemd van alle
Objectsloze festiviteiten, te vervolmaken?
Hij spreekt toch zo plastisch!
Wanneer hij, lenig als een hordeloopster,
Op de barricaden springt, die
Hij niet heeft helpen bouwen, en
Het geknetter van het vuur niet eens het zwijgen
Op hoeft te leggen, om z. verstaanbaar
Te maken, en spreekt, dan huiveren
Zijn toehoorders alsof hun botten
Hol waren, recht en van binnen
| |
| |
Opgestopt met kaviaar, - geenszins
Met bloederig zand, en er een laadstok,
Een stamper in op & neer bewogen werd.
Want geen van hen, als haren klevend aan
De moordwapens van deze regionen, deze wijk,
Die eraan denkt zijn woorden voor de zijne
Aan te zien, of voor die van een
Of elk van hen. Hij spreekt, maar eer
Zijn woorden, als stieren of het peloton,
Die de arena, het stadion binnenspurten,
Zijn lippen óver zijn, is het niet hij,
Die aan het woord is, zijn het niet zij,
Die z. voor hem open stellen,
Maar zijn er woorden onder hen,
Onduidelijk & simpel als de geur
Van middageten. Er waaien dan wat kranten
Door de straat, die niemand - niemand? -
Ertoe brengen het ontstoken keelgat van
|
|