15 Overzicht van de onderwijssituatie rond 1975
Bijna 4 miljoen mensen, dit is nagenoeg een kwart van de bevolking, namen in 1975 aan enigerlei vorm van onderwijs deel. Van de totale uitgaven van het rijk ging toen eveneens ongeveer een vierde naar het onderwijs. Het onderwijs en de uitgaven ervoor waren spectaculair gegroeid, zoals uit onderstaande tabel blijkt.
Tabel 28. Deelname aan voortgezet en hoger onderwijs en rijksuitgaven voor het onderwijs 1930-1975
|
|
Deelname (per 1000 van de bevolking) |
|
|
Rijksuitgaven (in % van de totale rijksuitgaven) |
|
v.w.o./havo/mavo 12 - 18-jarigen |
beroepsonderwijs 12 - 18-jarigen |
hoger onderwijs 18 - 25-jarigen |
|
1930 |
107 |
56 |
11 |
----- |
1950 |
191 |
146 |
23 |
7,3 |
1975 |
453 |
372 |
66 |
24,5 |
|
|
|
|
|
Bron: Tachtig jaren statistiek, 47-48.
Op een enkele uitzondering na begonnen in 1975 kinderen met naar de kleuterschool te gaan (1975: 94%), waar ze 26 uur per week voorbereidend lager onderwijs ontvingen. Naar de lagere school moest ieder kind van het zesde jaar af. Verreweg de meesten gingen naar het gewoon lager onderwijs, de op enigerlei wijze gehandicapten bezochten een buitengewone lagere school. Per 1 augustus 1975 waren de kinderen tien jaren leerplichtig. Daarnaast bestond er een partiële leerplicht van één jaar, gedurende twee dagen per week. Deze partiële leerplicht was in 1971 geïntroduceerd bij een herziening van de Leerplichtwet. Aangezien het lager onderwijs een cursusduur van zes jaren kende, was elk kind in 1975 verplicht enige jaren vervolgonderwijs te volgen.
Sedert de invoering in 1968 van de Wet op het voortgezet algemeen onderwijs, de zogenaamde Mammoetwet, konden de vervolgopleidingen in twee richtingen gekozen worden: het voortgezet algemeen onderwijs en het voortgezet beroepsonderwijs. In 1975 nam nog 86,6% van alle 16-jarige jongens deel aan dit voortgezet onderwijs, en 80,2% van alle 16-jarige meisjes. Bij de 18-jarigen, niet meer aan de leerplicht onderworpen, waren deze percentages vanzelfsprekend gezakt, resp. 47,9% van de jongens en slechts 29,3% van de meisjes volgde nog onderwijs. Leer-