Van Provo naar Oranje Vrijstaat
(1970)–Konrad Boehmer, Ton Regtien– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
Provo model of anekdote?Funktie en ideologie van een protestbewegingOmdat in het algemeen onduidelijke opvattingen leven over de politieke betekenis van de nederlandse provobeweging, wordt hier uitgegaan van de volgende stelling, die dan aan de hand van de theorie en de politieke praktijk van de provo's toegelicht wordt: hoewel het bestaan van provo gedeeltelijk de stoot gegeven heeft tot de politieke aktiviteit van nederlandse en buitenlandse studentengroeperingen, kunnen noch de theoretische overwegingen, noch de organisatoriese praktijk van de provo's model staan voor een politieke beweging die gericht is op verandering van de maatschappij.
Provo is geen uit zichzelf ontstane politieke beweging geweest, maar het resultaat van een fusie van verschillende groepen, die zich op hun beurt weer beriepen op de meest verschillende aspekten van de voor het merendeel volledig a-politieke protestbewegingen; in deze protestbewegingen kwam na de tweede wereldoorlog vooral in de USA en in Frankrijk de ontevredenheid tot uitdrukking van de jonge generatie met een bestaan dat door Yalta het begin van de koude oorlog en de snel toenemende kon- | |
[pagina 15]
| |
solidering van het monokapitalisme opgelegd werd. Hoewel provo zich verder ontwikkeld heeft dan al deze bewegingen, heeft zij toch een moment van ideologiese verwarring en het ontbreken van politiek uitdrukkingsvermogen niet deze bewegingen gemeen: de mode en subkultuur die in Frankrijk uit het existentialisme voortkwamen, deden elke aanzet tot politiek relevant denken teniet gaan; de ontevredenheid van de naoorlogse generatie in de USA drukte zich uit in puur subjektieve kriminaliteit, of in de ongereflekteerde onderwerping aan autoriteitssymbolen, wat het duidelijkst tot uitdrukking kwam in de heldenverering van James Dean. Het gold als een vorm van protest om zich met deze symbolen te identificeren; een protest, dat in geen enkel opzicht politiek genoemd kan worden, omdat het de individuen maatschappelijk isoleerde, doordat het hun privé-bevrediging schonk. Voor deze sfeer is in het begin provo Jasper Grootveld representatief, die tot 1965 in Amsterdam op grond van zijn mystiek-geheimzinnige happenings bekend stond als ‘anti-rook magiër’, en beweerde zich tegen de kommercialisering van de dood door de sigarettenindustrie te keren. Zijn happenings sloten aan bij amerikaanse en westduitse voorbeelden, maar waren niet in staat aan het ceremonieel van de akties een of andere verhelderende funktie of zelfs politieke betekenis te geven. Roel van Duyn is representatief voor een andere tendens, die, vermengd met de visies en aktiviteiten van Grootveld, tot het ontstaan van provo heeft geleid. Van Duyn had tot 1965 deelgenomen aan pacifistiese akties en speelde een rol binnen een groep links-pacifisten, die overwegend anarchistiese, politiek weinig omschreven opvattingen hadden. Toen de volgelingen van Jasper Grootveld en de aanhangers van Van Duyn zich in de zomer van 1965 verenigden, verwachtte elke groep intuïtief van de andere, dat die in staat zou zijn het eigen standpunt te verduidelijkenGa naar eind(1). Grootvelds mystieke akties werden door het samengaan van beide groepen provokaties, en Van Duyns ideeën konden zich in manifestaties uitdrukken, waarvan de originaliteit de mogelijkheid van verdere verbreiding gaf; de traditionele pacifistiese manifestaties waren doodgelopen. De fusie van de twee tendenzen is echter niet door een specifieke maatschappelijke druk veroorzaakt, die wellicht na 1965 harder geweest zou zijn dan de algemene druk van de maatschappelijke toestand op de individuen - zij moet eerder beschouwd worden als het gevolg van de toenemende frustratie van de individuen binnen een kapitalistiese industriestaat. Daarmee was zij niet het resultaat van een diepgaande analyse van de politiek-ekonomiese verhoudingen, en evenmin een reaktie op specifiek politieke gebeurtenissen, maar als iets dat reeds in grote mate maatschappelijk voorhanden was: zij kwam niet tot stand als politiek-konkrete | |
[pagina 16]
| |
oppositie tegen duidelijk doorziene oorzaken van de sociale wanverhoudingen, maar eerder als reaktie op het verlammende effekt ervan. De politisering van provo is dan ook niet te danken aan een, in wisselwerking met aktie, groeiend inzicht in de ekonomiese fundamenten van de maatschappelijke normen, maar aan van buitenaf aangedragen momenten, die evenwel gedeeltelijk door de beweging zelf veroorzaakt zijn.
Het kwam tot een eerste konfrontatie van de provo's met de politie, toen Grootveld voor zijn magiese happenings een fetisjh gevonden had: een klein standbeeld in het centrum van Amsterdam. Het was door een grote sigarettenfirma opgericht en laadde daarom de haat van de anti-rook-magiër op zich, die het met witte verf bestreek, er kransen omheen hing of er vuur omheen aanlegde, in plaats van het eenvoudig in de lucht te laten vliegen. De amsterdamse overheid had eind 1965 deze onschuldige en vage protestakties, die aan hun eigen estheticisme genoegen vonden, ongetwijfeld verkeerd, dat wil zeggen politiek, geïnterpreteerd en politie ingezet tegen de deelnemers aan de happenings. De konfrontatie van de anti-rook folkloristen met knuppelende politieagenten bezorgde provo onverhoopte aanwinst: veel jongeren, vooral studenten, werden door de politieknuppels geslagen, hoewel ze aanvankelijk slechts nieuwsgierige toeschouwers waren. Nog in dezelfde herfst bewees deze spontane solidarisering binnen provo haar invloed. Veel van de met provo sympathiserende studenten waren ongeveer dezelfde tijd, door de kampagnes van de ASVA en de SRVU van de twee amsterdamse universiteiten, gekonfronteerd met de kwestie Vietnam en hadden hun hierdoor verkregen inzichten bediskussieerd in een teach-in, waarvoor in de herfst van 1965 altijd nog drieduizend studenten bijeenkwamen in de amsterdamse Koopmansbeurs. Het Vietnamese vraagstuk, dat toch het startpunt is van alle studentenakties van de laatste jaren, is in Nederland niet door provo in de openbaarheid gebracht, maar door de studenten, die het in provo introduceerden.
Ook de volgende fase in de historiese ontwikkeling van provo is door van buitenaf komende omstandigheden bepaald. Het hoogtepunt ervan is het huwelijk van de nederlandse kroonprinses Beatrix met een duitser. Het feit dat dit huwelijk de gemoederen van de nederlandse burgers zo heftig beroerd heeft, is terug te voeren op het diepgewortelde trauma, dat sinds de jaren van de nationaal-socialistiese bezetting op de bevolking drukt. Hoewel de februari-staking, een van de weinige voorbeelden van massaal politiek verzet van amsterdamse arbeiders tegen fascistiese terreur, terecht nog jaarlijks wordt herdacht bij het monument van de dokwerker, is het nederlandse verzet in tegenstelling tot het franse verzet eigenlijk niet in staat geweest de bezetters diepgaande zware slagen toe te brengen. Dit hing | |
[pagina 17]
| |
ook samen met de politiek van de Raad van Verzet die als overkoepelende verzetsorganisatie zichzelf in de loop van de oorlogsjaren steeds meer ontwikkelde tot verlengstuk van militaire strategie, die vanuit Londen gedikteerd werd. De nederlandse regering in Londen stuurde bewust aan op een restauratie van de vooroorlogse kapitalistiese verhoudingen en heeft, hierin gesteund door de afspraken van Yalta, alles in het werk gesteld om een autonoom gewapend verzet af te remmen, kommunistiese verzetsgroepen af te houden van ‘provokaties’, het politiek gewapende verzet te kastreren tot verlengstuk van de militaire strategie van de geallieerden. De bevrijding moest volgens de nederlandse regering in Londen en haar agenten binnen de Raad van Verzet, door een militaire overwinning vanuit het buitenland komen. Voor een vrijheidsstrijd in eigen land was de regering in Londen, vanwege de politieke implikaties, kennelijk zeer bevreesd.
Vandaar ook het diepe wantrouwen tegen de duitse kolos en het voortdurende ressentiment tegen duitsers, dat de agitatie van de burgers slechts schijnbaar liet samenvallen met die van de provo's. De uitgangspunten waren immers zeer verschillend. Terwijl het de burgerij vooral te doen was om het huwelijk van haar toekomstige koningin met een duitser die notabene nog onder de duitse vlag gevochten had, waren voor de kampagne van de provo's twee andere argumenten van betekenis. Zij grepen de verontwaardiging vooral aan als aanleiding om zich überhaupt tegen de monarchie te keren en het uitroepen van de republiek te eisen; door zich te verzetten tegen het huwelijk van de Oranjeprinses toonden zij bovendien het autoritaire karakter aan van besluiten, die enkel genomen worden met het oog op het staatsbelang, en die helemaal geen rekening houden met demokratiese eisen. De gebeurtenissen van 10 maart 1966 zijn door de televisieuitzending van de makabere huwelijksstoet, die door een wolk van rookbommen voortzeulde, ruimschoots bekend gewordenGa naar eind(2). De op vele muren geverfde leuze ‘ik wil mijn fiets terug’, symboliseerde de bijtende ironie van de bevolking, die de fietsen, die de duitse bezetter massaal gestolen had voor oorlogsdoeleinden, nog niet vergeten had.
Op de huwelijksdag kwam het tot ernstige incidenten en tot niets ontziende maatregelen van de politie, die in het wilde weg in elkaar knuppelde, wat verdacht leek: niet alleen provo's die zich onherkenbaar maakten in oranjekleurige kostuumsGa naar eind(3), maar ook toekijkende burgers en zelfs kinderen van en monarchistiese organisatie, die - tevergeefs - door oranjekleurige kledij de juiste gezindheid tot uiting brachten. Negen dagen later kwam het tot de hardste konfrontatie tussen de provo's en politie naar aanleiding van een fototentoonstelling, | |
[pagina 18]
| |
die de bruutheid van het politieoptreden aantoonde. Tekenend is weer, dat die tentoonstelling, die plaats vond in de lokalen van Polak en Van Gennep, een uitgeverij van socialistiese literatuur op de amsterdamse Prinsengracht, niet door de provo's, maar door de studenten georganiseerd was. Hoewel de konfrontatie van de talrijke toeschouwers met de aan de twee einden van de gracht gestationeerde politie de hardste is geweest, die provo tot dan toe meegemaakt hadGa naar eind(4), trokken de provo's daaruit geen politieke konsekwenties. Ze lieten het ook na een diepgaander analyse te maken van de motieven, die ten grondslag lagen aan de toenemende bruutheid van de politie. Weliswaar werd gesproken van ‘fascistiese methoden’ en van de meedogenloosheid van een politieapparaat, dat de ‘belangen van het kapitalisme’ met alle middelen verdedigde, maar toch zagen zulke globale verklaringen het specifieke van de situatie over het hoofd. Zij gingen voorbij aan het feit dat de amsterdamse overheid het verschijnsel provo totaal verkeerd beoordeelde. De autoriteiten vonden de beweging van het begin af politiek gevaarlijk en veroorzaakte door brute pogingen om provo te onderdrukken juist de politieke radikalisering ervan. Kenmerkend is de oppervlakkigheid van de analyse aan beide kanten.
Het feit dat de provo's de toenemende radikalisering van de politie en de ongelooflijke strengheid van de justitie niet korrekt analyseerden en er niet de noodzakelijke politieke en taktiese konsekwenties uit trokken, ligt niet alleen aan de verwarring van hun opvattingen, die aarzelden tussen politiek en esthetica, tussen reformisme en radikalisme, maar vooral aan de klassensamenstelling van de groep, die even bont was als de door haar geproduceerde overtuigingen. Allang hadden politiek bewustere studenten, die zich vanwege de toenemende repressie met de provo's solidariseerden, konflikten binnen de beweging gebracht en het oorspronkelijk mystiek-pacifistiese uitgangspunt in twijfel getrokken. Daarbij kwam dat een groot aantal arbeiderskinderen en jonge arbeiders zich bij de provo's aansloten. Daardoor werden de konflikten duidelijk die de provo's van het eerste uur slechts vaag vermoed hadden, namelijk die tussen individuele intelligentie en de systematiese onderdrukking ervan in het arbeidsproces. Provo's als Rob Stolk en Peter Bronkhorst hadden tot dan toe dit konflikt slechts in de persoonlijke sfeer kunnen uiten: de frustrerende druk van het kleinburgerlijke arbeidersmiljeu had hun belangstelling voor elk beroep en elk baantje bedorven. Evenals de kinderen van arbeiders en kleinburgers uit de naoorlogse jaren in de USA, reageerden zij allergies op elke instantie, die de orde en de onderdrukking van de lagere klassen organiseren. Daardoor stonden zij tegenover de meer traditionele opvattingen van de provo's, die bijvoorbeeld in de konfrontatie met de politie een ludiek evenement zagen, en | |
[pagina 19]
| |
daardoor het politieke karakter van zulke konfrontaties miskenden.
De konflikten, die het gevolg waren van de verschillende sociale herkomst van de afzonderlijke provo's, zijn nooit op hun klassekarakter geanalyseerd, maar zijn hoogstens begrepen als theoretiese geschillen en als zodanig tot uiting gebracht. Het optreden van de provo's ten opzichte van de politie en de justitie was veel meer door subjektiviteit bepaald dan door een adekwate analyse van de maatschappelijke funktie van deze organen. De dubbelzinnige reakties van de provo's op de excessen van de politie werden bovendien door een onzekere faktor bepaald, die een feit was, zonder dat de provo's de mogelijkheid hadden kunnen vinden om het politiek te kontroleren; een grote groep nozems ging meedoen met de demonstraties, enkel en alleen met de bedoeling om de politie te provoceren en om het tot straatgevechten te laten komen, waarvan dan de demonstrerende provo's en hun politieke sympathisanten het slachtoffer zouden worden. Ook de justitie, die ten opzichte van de provo's in toenemende mate als wrekende instantie optrad en daarbij haar eigen burgerlijklegalistiese normen minachtte, werd door de provo's nooit op haar klassekarakter geanalyseerd. Daarom ontbrak het hun akties tegen deze on-rechtspraak aan een uniforme lijn. Hun protestakties bleven overwegend gekenmerkt door verontwaardiging, zonder echter de maatschappelijke oorzaken duidelijk te maken. Ook de dokumentatie van Louis Sinner ‘Provoos en justitie’Ga naar eind(5), die indrukwekkende voorbeelden van een totaal geperverteerde burgerlijke rechtspraak geeft, is niet boven een teoreties vage kritiek op de funktie van de rechtspraak uitgekomen. De hier getrokken parallel tussen provo-processen en middeleeuwse heksenprocessen heeft misschien een aspekt van deze rechtspraak belicht, dat echter niet veel bijgedragen heeft tot het zichzelf begrijpen van deze groep in de spiegel van de maatschappelijk gesanktioneerde instanties. Ook de simpele interpretatie, dat de justitie ertoe dient om de ‘openbare orde’ te garanderen komt niet toe aan een adekwate analyse; omgekeerd had juist aangetoond moeten worden, dat de justitie als instrument voor de handhaving van klassebelangen juist dikwijls de verstoring van precies dezelfde orde op de koop toe neemt. Doordat de justitie het uitdelen van pamfletten, een volgens de nederlandse wet legale handeling, als een zwaar misdrijf veroordeelde op grond van weinig steekhoudende argumenten van de officier van justitie, zette zij een eskalatie in en riskeerde zelfs tijdelijk een solidarisering van verontwaardigde burgers met provo. De eskalatie werd niet politiek door de provo's geleid, maar bleef steken in de aanzet tot een spontane solidarisering, zonder dat de provo's in staat waren geweest om algemene ontevredenheid om te zetten in een politieke praktijk, die gericht was op de ophef- | |
[pagina 20]
| |
fing van de politiek ekonomiese oorzaken ervan. Het politieke hoogtepunt in de geschiedenis van provo toont het duidelijkst hoe weinig de eskalatie van het protest en van de sociale onrust gebaseerd was op een gerichte politieke strategie. De opstand van de amsterdamse bouwvakarbeiders op 14 juni 1966, die uitliep op een met de parijse meidagen vergelijkbare revolte, was het resultaat van een volledig verkeerde reaktie van de overheid op een vakbondskonflikt, dat met de provo's niets te maken had, namelijk een reaktie die uitging van een direkte konfrontatie van opstandige groepen met de ordehandhavende macht. Het optreden van de politie evenwel ten opzichte van de provo's heeft het uitbreken van de opstand mede veroorzaakt. Dat optreden had in de loop van het afgelopen jaar kwasi racistiese trekken aangenomen. Regelmatig kon men tijdens demonstraties of in gespannen situaties waarnemen, dat de politie niet meer ‘doelmatig’ opereerde, dat wil zeggen de - vermeende - schuldigen oppakte, maar dat zij een bijna biologies beeld van de tegenstander voor ogen had: wie witte jeans (naast het witte jack het kledingstuk waaraan de provo's de voorkeur gaven; ook de provo-objekten heetten ‘witte plannen’) of lange haren droeg, werd bij de eerste de beste gelegenheid door de politie in elkaar geknuppeld, onverschillig of hij aan een of andere demonstratie deelnam of niet. (Vaak waren de auteurs getuige van de volgende taferelen: De politie houdt een happening in het oog of een demonstratie. Nieuwsgierige toeschouwers drommen bijeen, waaronder individuen, die overeenkomen met het beeld dat de politie van de tegenstander heeft. De politie keert zich van de demonstratie af en slaat als een dolle in op de groep toeschouwers).
Niet de politieke inhoud van het konflikt heeft op de eerste plaats tot de gewelddadige konfrontatie tussen de politie en de amsterdamse bouwvakkers geleid, maar - indirekt zoals bijna alles, wat in de omgeving van provo gebeurde - het vage beeld van de tegenstander, dat afgeleid was van het uiterlijk en de aktiviteit van de provo's. Het bouwvakkerskonflikt was oorspronkelijk een zuiver interne aangelegenheid van de vakbond. Bij de uitbetaling van de vakantiepremies moesten de bouwvakkers, die geen lid waren van de officiële sociaal-demokratiese vakbond, en voor het merendeel lid waren van de kommunistiese vakbond, de administratiekosten meebetalen met 2% van hun loon. Dit bedrag werd automaties ingehouden en zou uitsluitend ten goede komen aan het burokratiese apparaat van de sociaal-demokratiese vakbond. De oploop van ontevreden arbeiders voor de buroos van uitbetaling kon door de politie niet meer begrepen worden als een intern konflikt: sinds de demonstraties van de provo's was elke oploop voor haar een staatsgevaarlijke handeling geworden. Doordat zij probeerde de arbeiders | |
[pagina 21]
| |
met groot geweld weg te dringen van de buroos van uitbetaling, provoceerde zij een tegenaktie, die veel heftiger was dan de provo's zelf hadden kunnen presteren. In deze reaktie kwam de haat van veel arbeiders tegen een politie te voorschijn, waardoor hun kinderen - soms ook provo's - al eerder in elkaar geslagen waren. Meerdere malen kon men in de juni-opstand van arbeiders horen, dat een politie die arbeiderskinderen slaat, in elkaar geslagen moet worden. Deze overtuiging heeft helaas niet geleid tot solidarisering van de provo's met de arbeiders. De remming in de solidarisering tussen provo en arbeiders op het moment dat beide groepen onderwerp waren van politieterreur, werd eigenlijk vooral veroorzaakt door de Marcusiaanse provotheorie over de arbeider als ‘klootjesvolk’. Roel van Duyn zag, evenals Marcuse, de negatie van de bestaande maatschappij niet meer in de arbeidersklasse die naar zijn mening volkomen geïntegreerd in deze konsumptiemaatschappij tot de sterkste verdediger van die maatschappij zou zijn geworden. De arbeiders werden daarmee geproklameerd tot de vijand van het ‘provotariaat’. De elitaire minachting voor het ‘klootjesvolk’, die sprak uit de provotheorieën, werd door de arbeiders terecht begrepen als de zoveelste burgerlijke manoevre hen als minderwaardig af te schilderen. Dat de arbeiders er weinig voor voelden werkelijk op te komen ter verdediging van provo, op het moment dat provo blootgesteld werd aan politieterreur, werd daarmede het door provo zelf veroorzaakte ‘bewijs’ dat arbeiders niet meer ‘revolutionair’ zouden zijn.
Naar buiten toe is de opstand, die eigenlijk een zaak van de arbeiders en de met hen solidaire bevolking was, afgeschilderd als een direkt door de provo's geïnspireerde aktie. Het ging daarbij niet alleen om een truc van de heersende klasse, hoewel die snel begreep, dat een propagandistiese identifikatie van de opstand met de vooral in kleinburgerlijke bevolkingslagen nog gehate ‘langharige werkschuwe elementen’ de opstand kon indammen en daardoor snel verlammen. Vooral echter was het bewustzijn van de nederlandse bourgeoisie door de politiek betrekkelijk onschuldige aktiviteiten van de provo's zo in verwarring gebracht, dat zij in elke politieke beweging buiten het ritueel van nutteloze parlementaire debatten een door de provo's op touw gezette samenzwering meende te bespeuren. Daaruit blijkt, dat een verwarring van het burgerlijk bewustzijn en zelfopvatting kan omslaan in repressieve maatregelen, die zo hard zijn, als ging het om de verdediging van de direkte ekonomiese belangen van de bourgeoisie. De provo's hebben zich volstrekt niet gesolidariseerd met de vakbondseisen van de arbeiders, om op die basis te vechten tegen de repressieve maatregelen van de politie. Ze zagen de | |
[pagina 22]
| |
bouwvakkers enkel als nieuwe slachtoffers van de willekeur van de politie. De opstand, die Amsterdam twee dagen lang in een slagveld veranderde, leek slechts naar buiten toe een gekoördineerde aktie van verschillende groepen te zijn. In werkelijkheid opereerden arbeiders en provo's gescheiden. De scheiding werd programmaties vanaf het ogenblik, dat het rechts-reaktionaire blad De Telegraaf een fascistoïde hetzekampagne tegen de ‘onruststokers’ begonGa naar eind(6), die in de geschiedenis van de nederlandse pers ongeëvenaard is, waarin zij het verschil tussen de politieke eisen van de arbeiders en de motieven van de provo's bewust versluierde. Dat leidde ertoe, dat de arbeiders zich distancieerden van de provo's, om zelf niet in diskrediet te raken. Bij de bestorming op het gebouw van De Telegraaf, waarbij overigens dezelfde taktieken toegepast werden als later bij het gebouw van Springer in Berlijn (het saboteren van de verspreiding van de nieuwe hetze-edities, omsingeling, het isoleren van de redaktie van de straat, enz.) ageerden arbeiders en provo's in ieder geval nog gezamenlijk, hoewel het initiatief bij de arbeiders lagGa naar eind(7). Het is tekenend voor dit hoogtepunt van politieke aktiviteit in het provo-tijdperk, dat de arbeiders en de CPN ten opzichte van de provo's even allegiesene normen van vijandigheid ontwikkelden, als de burgerlijke en ekstreem rechtse lagen van de bevolking. De konsekwentie daarvan was dat de studenten die de oorzaken van het konflikt veel duidelijker ingezien hadden dan de provo's, door de spreekbuis der arbeiders, de kommunistiese krant De Waarheid, bruusk en onverzoenlijk afgewezen werden, omdat dit blad ondertussen de hele jeugd was gaan verdenken van anarchistiese ideeën. De parallel met de redaktie van de Humanité in mei 1968 ligt voor de handGa naar eind(8). Afgevaardigden van de ASVA, die op de avond van 14 juni naar het stakingscomité gingen, om hulp en solidariteit aan te bieden, werden zonder opgave van redenen geweigerd. Daarmee had de CPN de kans verkeken om de tot dan toe beperkte opstand onder haar organisatoriese kontrole te brengen en zo uit te breiden tot een algemene opstand. De revolte, die op grond van de door het politieoptreden eksplosief geladen sfeer in de stad niet kon uitblijven, liep dan ook op 15 juni uit in een komplete chaos: alle groepen opereerden los van elkaar, maar toch op dezelfde plaats: arbeiders, provo's en studenten. In de loop van de dag werd de stad door Rijkspolitie bezet, en werden de onlusten in betrekkelijk korte tijd neergeslagen.
Tekenend voor de verdere ontwikkeling is het feit dat de provogroep niet in staat was om zich na deze zeer belangrijke politieke gebeurtenis voldoende te politiseren, om de sociale spanningen om te zetten in politieke aktie. Sinds de juni-opstand | |
[pagina 23]
| |
was het op zijn laatst duidelijk, dat de provoplannen niets meer dan onschuldige hervormingsprogramma's waren, die het systeem geenszins in twijfel konden trekken. De juni-opstand heeft feitelijk: het organisatoriese en politieke verval van provo ingeleid. Op de eerste plaats was hij gewelddadiger verlopen dan alle voorgaande provoakties. In de tweede plaats is het provo niet gelukt om zichzelf door middel van de gebeurtenissen van 14 juni politiek te definiëren. Reeds in de loop van de herfst 1966 kon men zien, hoe de ideologiese en organisatoriese verwarring het uitwendige beeld van de groep begon te bepalen: de samenhang ervan werd losser en de afzonderlijke tendenzen begonnen los van elkaar akties door te zetten. De grootscheepse Vietnamakties van dezelfde herfst waren niet gebaseerd op een politisering van de provo's. Ze werden voor het grootste deel door de in toenemende mate politiek bewust wordende studenten en door andere politieke organisaties georganiseerd. Weliswaar hebben de provo's aktief eraan deelgenomen, maar hun rol van politieke voorhoede van de jeugd hadden zij moeten afstaan aan andere groepen, voornamelijk aan de Studentenvakbeweging (SVB), die vergelijkbaar is met de duitse SDS, en de Socialistiese Jeugd (SJ).
Terwijl de studenten zich, door middel van de gebeurtenissen in de Vietnamese oorlog, begonnen te politiseren en - evenals in de USA of Westduitsland - de algemene maatschappelijke samenhang ontdekten van de politieke verhoudingen van het land en die op de eigen universiteit, en terwijl hun kritiek en hun akties zich steeds meer richtten tegen de totaliteit van het systeem, begon provo een reformistiese koers te varen, waarop reeds lang vooruitgelopen was in de teoretiese geschriften van de meer prominente provo-ideologen. Terwijl de studenten de straat opgingen, deed provo - in de zomer van 1966 - mee aan de gemeenteraadsverkiezingen. De provo-revisionistGa naar eind(9) Duco van Weerlee heeft de deelname aan de verkiezingen reformisties verdedigdGa naar eind(10): ‘Men weet wie wij zijn en wat wij willen, waarom zouden wij de Amsterdammers de kans onthouden hun belangen door ons te laten behartigen?... Door zich buiten de kieswet te plaatsen en niet mee te doen aan de verkiezingen op kommune-nivo zou Provo de kans missen de wijze waarop de demokratie tot nu toe werkt van binnenuit te verbeteren....’ ‘Provo pretendeert minder de partij van morgen te zijn...dan een bijdrage te leveren tot het verlevendigen en daardoor demokratiseren van de politieke vertegenwoordiging. Wij zullen kritiseren, onthullen en suggesties doen die de grote broers en broeders’ - bedoeld zijn de grote partijen - ‘mogen overnemen en uitwerken. Dat is dan weer goed geregeld.’
Tegenover dit dokument van politieke onbeduidenheid stond een | |
[pagina 24]
| |
motief, dat door een andere provogroep naar voren werd gebracht: de deelname van provo aan de gemeenteraadsverkiezingen werd als een soort van politieke happening opgevat. De verkiezingsleus was ‘Stem Provo - kèjje lachen’. Geen van de twee motieven verbergt echter het duidelijk gebrek aan politiek bewustzijn. Zo is het ook niet in het minst te verwonderen, dat de met nog altijd 16.000 stemmen gekozen provo-afgevaardigde Bernhard de Vries, in de amsterdamse gemeenteraad niets gepresteerd heeft, afgezien van de produktie van een paar middelmatige grappen. Het is hem (of zijn opvolger Luud Schimmelpenninck) niet gelukt om in het parlement politieke projekten van de provo's door te zetten, en evenmin heeft hij geprobeerd het altijd nog niet geringe aantal met provo sympathiserende kiezers buiten het parlement te konsolideren, vanuit het inzicht dat het door hem geaksepteerde parlementaire systeem het doorvoeren van zulke plannen objektief onmogelijk maakten.
Provo reageerde op de radikalisering buiten haar met aanpassing en versplintering. In het voorjaar van 1967 hadden zich de verschillende stromingen, waaruit de groep eens ontstaan was, weer van elkaar geïsoleerd. De provo's (slechts enkele) die door de beweging politiek geradikaliseerd waren, werkten mee in de SVB of in de Socialistiese Jeugd. De groep rond Jasper Grootveld hield happening-achtige bijeenkomsten, die bedoeld waren als diskussieforum, maar toch zonder uitzondering uitliepen op mystieke plechtigheden, waarvan het chaotiese verloop elke politieke diskussie of bewustwording van de deelnemers verhinderde. Hans Tuynman en zijn aanhangers gingen weer aan de hasj, Roel van Duyn en Rob Stolk bedreven nog een tijdje ‘ondergrondse aktiviteiten’ en Bernhard de Vries ging film spelen. Toen herfst 1967 op een grote meeting in het amsterdamse Vondelpark besloten werd om provo op te heffen, was in feite de beweging allang uit elkaar gevallen, politiek irrelevant en pure folklore geworden. De aanhangers van ‘provoludens’ gingen op in de hippie-beweging en lieten zich door de politieke autoriteiten kortweg opruimen in twee grote hippie-centra, waar ze, ongestoord, nasj mochten roken en herdersfluit spelen.
Het snelle verval van provo, de breukloze integratie, het uiteindelijk opgaan in de bestaande maatschappelijke orde en in de heersende ideologie ervan zijn reeds voorgegeven in de theoretiese premissen van de beweging: niet alleen door de opvallende afkeer van een analyse van de ekonomiese en politieke toestand, waardoor de geschriften van provo voortdurend gekenmerkt worden, maar ook door het feit dat provo nooit de voorwaarden van haar eigen ideologiese posities is duidelijk geworden. De vage anarcho-pacifistiese houding, die daarvan het re- | |
[pagina 25]
| |
sultaat was, heeft de mogelijke aanzetten tot een niet-integratieve praktijk van het begin af aan niet benut. Noch van Duyn, noch Rob Stolk, of zelfs Jasper Grootveld hebben de politieke vraag kunnen beantwoorden, die elke beweging met anarchistiese trekken zich moet stellen: hoe moeten de bestaande machtsverhoudingen ten val gebracht worden, wanneer degenen die de omwenteling tot stand willen brengen, reeds in hun eigen politieke praktijk uitgaan van de afbraak van elke vorm van politieke autoriteit? Hoewel veel provo's zich beslist bewust waren van zwakte van Bakoenin's antwoord op deze vraag, praktiseerden zij - in plaats van over de vraag zelf na te denken - de facto de oplossing van Bakoenin: zij vatten zichzelf als elitaire groep op. De leiders deden dit wel niet expliciet, maar werden tot die praktijk gedwongen door hun onvermogen om de provo's politiek bewust te maken en hen aan te zetten tot zelfstandige politiek gedisciplineerde praktijk. Bijvoorbeeld hun overtuiging, dat de politie zich laat omfunktioneren, als men maar lief voor haar is (de leus was: ‘Wees lief voor de politie’, de konklusie ervan: ‘oom agent’), was niets anders dan de uitdrukking van onmacht en hun ontbrekende wil om de koördinaten van het bestaande systeem te doorbreken. Er is in de geschiedenis van provo geen enkel voorbeeld van de ontwikkeling van een aktievorm, die een principiële verandering ten doel had. Integendeel: het ontbreken van vastbeslotenheid een politieke strijd aan te gaan, kwam telkens tot uitdrukking in reformistiese programma's, die slechts ogenschijnlijk radikaal waren.
In het geval van de politie zag het programma er zo uit: ‘“De politie moet weer Uw vriend worden, een bobby, een sociaal werker met snoepjes en pleisters in zijn zak”Ga naar eind(11). Het wordt “weer” veronderstelt naief, dat de politie ooit die funkties ge gehad zou hebben. Het witte kippenplanGa naar eind(12) behelst de ontwapening van de politie, zoals in Engeland al is gebeurd. De politie moet niet alleen bij happenings en demonstraties, maar altijd onze beste kameraad zijn. In plaats van blauw uniform en gummistok zal hij een wit uniform met witte blikken trommel krijgen, waarin lucifers zitten voor passanten die een sigaretje willen roken, kondooms voor minderjarigen en kippeboutjes voor hongerige voorbijgangers’Ga naar eind(13). Deze eisen zijn niet alleen volledig ondoordacht (bijvoorbeeld dat aangenomen wordt dat de engelse politie geen repressieve funktie heeft, enkel omdat zij onbewapend is), en zij zijn niet alleen naïef en infantiel (de kondooms uitdelende agent zou het bestaan van de politie volkomen overbodig maken), maar zij verraden ook een niet geringe mate van aanpassing, die voortkomt uit angst. Het beeld van de politieagent, dat naar voren komt in de hervormingsplannen van provo, is voor alles het beeld van een machteloos gemaakte agent die de reformisten niet meer kan | |
[pagina 26]
| |
slaan. De funkties, die hem daarnaast toebedeeld worden, versluieren eigenlijk de kern van de zaak: de wensdroom nogmaals van de provo's, dat de maatschappij zich geweldloos laat veranderen, door lief zijn en overreding. Dat houdt de opvatting in, dat deze maatschappij dan reeds humaner is, wanneer een paar instituties ervan een vriendelijk gezicht laten zien, evenals of een kankerpatiënt genezen kan worden door hem naar de kapper te sturen.
Dit soort ideeën wortelen niet in de laatste plaats in een nederlandse traditie. De nederlandse bourgeoisie is eens ooit geslaagd in haar politieke emancipatie en haar relatief evenwichtige welstand was minder gebaseerd op de uitbuiting van de eigen arbeidende klasse dan op die van de koloniën; daarom zijn de nederlandse klassenstruktuur en sociale spanningen theoreties nooit zo duidelijk gereflekteerd als in de grote buurlanden. Debevrijdingsbewegingen in de koloniën zijn een zeer belangrijk aspekt van de klassenstrijd in Nederland. Gelijktijdig met de emancipatie van het moederlandGa naar eind(14), zullen de sociale tegenstellingen in Nederland zelf duidelijker tot uitdrukking komen. Hoewel in verschillende artikelen van provo-publikaties acht geslagen is op de ekonomiese verhouding tussen Nederland en de koloniën en op de funktie van de nederlandse industrie en de uitbuiting van de Derde Wereld, zijn de daaruit te trekken maatschappelijke en politieke konsekwenties niet opgenomen in de provo-plannen. Die berusten voor het grootste deel op de schijnvrede in het moederland.
De geestelijke traditie, waarop provo zich nadrukkelijk beriep, is dan ook gekenmerkt door een utopies-irreëel mysticisme, zoals dat vaak kleeft aan in Nederland ontwikkelde koncepties van een toekomstige maatschappij. Deze ontwerpen hebben een gemeenschappelijke trek: ze slaan allemaal de fase over van de sociale emancipatie en de klassenstrijd, die vooraf zouden moeten gaan aan hun eigen verwerkelijking, en zij beelden hun maatschappelijke Utopia uit, zonder enige konkretisering, in het luchtledige van theoretiese theorie. Dat geldt voor de twee belangrijkste ontwerpen, die opgenomen zijn in de provo-ideologie, namelijk Huizinga's homo-ludens-ideologie en het ontwerp van een ‘nieuw Babylon’ van Constant Nieuwenhuis. Aan beiden ligt de idee van een maatschappelijke organisatie ten grondslag, waarin de individuen zonder enige kontra diktie geheel geïntegreerd zijn. Zij bevatten beide een fascistoïde moment, omdat ze op de eerste plaats niet de maatschappelijke konflikten reflekteren, die voorafgaan aan hun eigen verwerkelijking (en omdat zij alleen maar met nadruk dekreteren dat die er niet zijn), en omdat ze op de tweede plaats de totale konfliktloosheid ontwerpen als een toestand, die eerst | |
[pagina 27]
| |
nog door het ontworpen systeem afgedwongen moet worden. De herleving van provo anno 1970 in Oranje Vrijstaat en Sabotagenota zijn daarvan de meest recente onthutsende bewijzen.
De provo's zijn in de val van de homo-ludens-theorie gelopen, hoewel het niet ontbroken x heeft aan kritiese verwijzingen naar de fatale konsekwenties daarvan, die deze ideologie in de duitse jeugdbeweging aan het daglicht bracht. De formuleringen in de theoretiese teksten verraden dan ook een verbijsterend gebrek aan reflektie: ‘Men moet jonge mensen de gelegenheid geven om hun natuurlijke en gezonde agressiviteit te sublimeren en uit te leven in de kollektieve kreativiteit - de happening. Een ander punt is onze wil tot kommunikatie. Provo blijft het geestelijke klimaat bevorderen waarin de mens zich kan ontdoen van zijn levensbeschouwelijke schil, omdat die schil de kommunikatie maar in de weg staat. Bedoeld is hier: kommunikatie van persoonlijkheden onderling, die door de verstikkende levensbeschouwelijke schil vaak onmogelijk gemaakt werd, alle oekumeniese spelen (copyright PC)Ga naar eind(15) ten spijt. Er is maar een levensbeschouwing en dat is géén levensbeschouwingGa naar eind(16). Al het andere is schijn en werkt groepsvorming en dus bevoogding in de hand. Een machtig middel tot reklamevrije kommunikatie is de happening. Het hoeft geen betoog dat provo het recht van happening gewaarborgd wil zien. Om de niet-happeners niet te diskrimineren, wil provo hen in de gelegenheid stellen in het Vondelpark te... kommuniceren middels zeepkistredevoeringen, zoals bijvoorbeeld in het Londense Hydepark gebeurt. Zeepkistsprekers en -luisteraars krijgen dan het participatie-idee, het idee dat ze bij hun eigen bestuur betrokken zijn, omdat ze er immers vrij over praten’Ga naar eind(17). Het is verbijsterend, wat in dit plan van een buitenparlementaire kletsruimte gepropageerd wordt aan sociaal-demokratiese en andere geestelijke warboel. Toch hebben zulke teksten aanzienlijk bijgedragen tot de zelfopvatting van provo. Onder het voorwendsel van sociale vernieuwing wordt de aandacht afgeleid van de maatschappelijke problemen. Dit recept leidt rechtstreeks tot het isolement van oppositionele minderheden. Juist daarop hebben de bestaande maatschappelijke systemen het zonder meer gemunt. Terwijl het model van het Hydepark nog uit een burgerlijke traditie stamt (zonderlingen moet men maar hun gang laten gaan), schrompelt in de daaruit afgeleide konsekwentie om de happening tot een plaats van sociale aktiviteit te maken, het maatschappelijk bewustzijn volledig ineen tot de ideologie van het louter handelen. De bewering dat door de happening kritiek naar voren wordt gebracht, die konkreet kan inwerken op het maatschappelijk systeem, is even naïef als het geloof dat door middel van ‘geëngageerde kunst’ of geleerde artikelen de wereld veranderd kan wordenGa naar eind(18). Provo heeft | |
[pagina 28]
| |
zich van het begin af aan vastgepind op zulke Verlichting-achtige middelen om de wereld te verbeteren. Het begrip ‘onnutte kreatie’ dat Van Duyn lanceerde, kenmerkt het einddoel van provo en heeft invloed uitegeoefend op hun strategie. Van Duyn heeft eens geformuleerd: ‘Wanneer welvaart en autonomie doorzetten is de tijd rijp voor de mens zich te realiseren dat de opbouw van materiële welvaart slechts een middel was tot een doel. Welk doel? Het leven zelf; dat betekent voor de mens: de creatie...Ga naar eind(19).
Het maatschappelijke ideaal van een mensheid, die nog slechts leeft omwille van het leven, en waarvan de handelingen ‘nutteloos’ zijn, moet in elk geval als reaktionair ontmaskerd worden. Het estheticisme, dat op de maatschappelijke struktuur wordt toegepast, leidt tot een pre-marxisties maatschappijbegrip, dat zich op eschatalogiese voorstellingen oriënteert en daarmee het begrip van het histories proces desavoueert ten gunste van een van de fasen ervan. Het is kenmerkend geweest voor de ideologie van de provo's, dat zij de vorm van kreativiteit, die kunst genoemd wordt, niet zagen als een moment van maatschappelijke vervreemding, als een ‘bijzondere produktiewijze’ (Marx) en haar daarom tot de inhoud maakten van toekomstige maatschappelijke aktiviteit. Daarin ligt iets verborgen van de zogenaamde ‘esthetisering van de politiek’, wat Benjamin als fascisties ontmaskerde. ‘De happening van nu is dus nog niet de onnutte kreatie, die hij worden moet, maar hij is nogal funktioneel als demonstratie’Ga naar eind(20). ‘Alleen de ekonomies onnutte kreatie, die niet langer het privilege van de kunstenaar mag zijn, kan ons redden uit de verveling en de dreigende massifikatie’Ga naar eind(21). In zulke toekomstbeelden, die overal in de provo-teksten opduiken, ontbreekt vrijwel elke verwijzing naar de ekonomiese problemen. In de hele provo-literatuur komt geen enkele analyse voor - zij het nog zo summier - van de ekonomiese struktuur van Nederland of van het kapitalisme, die uitgaat boven verontwaardigde deklaraties of zuiver toevallige statistieken. De hele beweging is hoe langer hoe meer wereldvreemd geworden: door de bovenbouw gedeeltelijk te veranderen dachten de provo's de ekonomiese basis revolutionair te veranderen; maar de bovenbouw was voor hen een verkeerde basis. Niet alleen de happening-kultus werd een autonome aangelegenheid (die zich aan het eind van de provo-tijd van de straat-akties afschermde), maar ook de overige provo-plannen hadden die ideologie-gelovig heid, die omslaat in een puur reformisme, dat het bestaande vriendelijk weet te rangschikken. Het is kenmerkend voor zonder uitzondering alle provo-plannen, dat ze een of ander afzonderlijk moment uit het gehele maatschappelijke verband willen vernieuwen en daarbij de reflektie op haar maatschappelijk geheel | |
[pagina 29]
| |
uitsluiten. Dat kan aangetoond worden aan de hand van de belangrijkste plannen, die vermeld zijn in het boek van Van Weerlee.
Het bekendste plan is het ‘witte-fietsen-plan’ geweest. Het beoogde socialisering van het voornaamste verkeersmiddel in Amsterdam. Witgeverfde fietsen zouden in het gehele stadgebied ter beschikking van iedereen moeten staan, men zou ze overal kunnen pakken en laten staan; de in ongerede geraakte fietsen zouden door vriendelijke politieagenten naar werkplaatsen gebracht worden, waar ‘doe-het-zelvers en sleutelaars in het kader van de rekreatie de fietsen mogen verven en repareren’Ga naar eind(22). Dit plan zou de status-symbolen van de employés-kultuur, de autoos, tegelijk met hun giftige uitlaatgassen uit de stad verbannen. Juist in het licht van deze bedoeling is het witte fietsen-plan echt naïef, omdat het - zoals alle provoplannen - de voorwaarden van de realisering ervan en de veranderingen in de ekonomiese basis, die voor de praktiese doorvoering ervan noodzakelijk zijn, domweg buiten beschouwing laat. Om de burgers uit hun autoos te houden, zouden eerst ingrijpende veranderingen in hun levensomstandigheden en produktieverhoudingen nodig zijn; maar dat was de provoreformisten niet duidelijk. En om anderzijds de autoos in de steden te kunnen verbieden en hun bezitters te dwingen van fietsen gebruik te maken, zou allereerst het kapitalisme machteloos gemaakt moeten worden, dat beslist niet zonder slag of stoot zijn auto-industrie op de schroothoop zou laten gooien. Het provoplan tot opheffing van de woningnood deed nog naïever aan: ‘De woningnood wordt onder andere bestreden door een wekelijks aan te vullen lijst van leegstaande woningen te publiceren’Ga naar eind(23). Dat de kapitalistiese woningbouw en - in Nederland - de van elke visie gespeende huisvestingspolitiek de schuld zijn van de woningnood en niet het feit, dat een rij huizen leeg staat vanwege een slecht funktionerende burokratie, had de provo's tot het inzicht moeten brengen, dat de oorzaak van het kwaad ligt in de produktieverhoudingen, en pas daardoor in de praktijken van de woningburoos en makelaars, en niet omgekeerd. Andere eisen van provo's (‘witte schoorstenen’-tegen de luchtverontreiniging; ‘tegen de stadskern ontvolking’; ‘het witte seks-plan; ‘ruimere seksuele voorlichting’; ‘ook 's nachts spaarzaam gemeentevervoer’; ‘de straat als speelruimte’; - voor de werkende bevolking zouden onder andere de musea open moeten zijn: ‘veel meer 's avonds open’; ‘het witte scholen-plan’; demokraties ingerichte studie- en diskussiegelegenheden) doen denken aan punten uit een sociaal-demokraties verkiezingsprogramma, dat zo is opgesteld, dat de realisering ervan van het begin af aan geen onderwerp van serieuze diskussie kan worden, omdat de scheiding van privé en publiek belang niet aangetast zal worden. -En | |
[pagina 30]
| |
tenslotte de eis, dat het standbeeld van Gouverneur-Generaal Van Heutsz, dat ‘schandelijek monument van koloniaal militairisme’Ga naar eind(24), gesloopt moest worden, verraadt het dilemma van de provo's en de beperktheid van hun ‘lieve revolutie’: om zo'n standbeeld op te ruimen, heeft men geen programma's en vergaderingen nodig, maar een kleine hoeveelheid explosieven is al voldoende.
De ideologie en het aktieprogramma van de provo's zijn niet op de laatste plaats blijven steken in reformisme en anarchisme, dat de naam nauwelijks verdient; immers hun beweging is niet direkt ontstaan uit ekonomies bepaalde konflikten-klassenstrijd of arbeidskonflikten-, maar uit daar weer van afgeleide momenten van het kapitalisme, dat door zijn slachtoffers allang gesanktioneerd is, en waaraan die slachtoffers door de zegeningen ervan gebonden worden. Het afgeleide karakter van de provo-beweging komt tot uitdrukking in haar beperkte kritiek op niet minder afgeleide maatschappelijke verschijnselen, zoals de burgerlijke verveling of de rekwisieten van de kultuur-industrie. Op grond dáárvan ontstaken de provo's in woede, alsof die verschijnselen primair zijn en niet wortelden in de produktieverhoudingen. De provo-beweging moest begrepen worden als een reaktie op de vastgeroeste normen van het burgerlijk bestaan. Daarmee zijn haar grenzen opgelegd, die identiek zijn met die van het heersende maatschappelijke systeem. Als burgerlijk-anarchistiese protestbeweging is provo nooit van plan geweest om de maatschappelijke verhoudingen omver te werpen, maar koesterde zij het plan om menselijke vrijheid te destilleren uit een betere rangschikking van die maatschappelijke verhoudingen. Het utopies koncept van vrije kreatieve mensen, die niet meer gedetermineerd zijn door de dwang om te produceren, wekt de indruk van een burgerlijke maatschappij die enkel van innerlijke kontradikties is bevrijd. Tegen het koncept van het kreatieve individu is minder in te brengen dan tegen de wereldvreemdheid van die gedachte. Het is de leidende provo-ideologen nooit duidelijk geworden, dat elk ontwerp van een toekomstige maat schappij slechts geformuleerd kan worden door middel van de theorie en praktijk van de emancipatie van de bestaande maatschappijvormen, en dat zo'n ontwerp dus niet eenvoudigweg gekoncipieerd moet worden als utopie om het dan achteraf te realiseren, maar dat het omgekeerd pas uitgewerkt wordt in de politieke praktijk zelf. Vandaar ook de ideologie van de ekonomies onnutte produktie, die de bij uitstek geschikte bezigheid voor het bevrijde individu zou zijn: deze ideologie staat als een holle belofte tegenover het ongereflekteerde begrip van de produktie, die de provo's abstrakt en summier in zijn geheel bekritiseerden, zonder hem in zijn specifieke vorm te begrijpen als ver- | |
[pagina 31]
| |
vreemde produktie.
Alle pogingen om de provo's van buitenaf te beïnvloeden, hebben de systeemimmanentie van provo niet kunnen doorbreken en de groep niet tot een revolutionaire zelforganisatie kunnen maken. De anarchistiese komponent van provo was nooit theoreties adekwaat geformuleerd, en was enkel de uitdrukking van het gebrek aan ideologiese en organisatoriese eenheid.
De schijnbare radikalisering van de provo's kwam nauwelijks tot stand op grond van het inzicht in de politieke en ekonomiese verhoudingen en in de brutale onderdrukking van de Derde Wereld door de westerse landen; zij was voortdurend alleen maar bepaald door de reaktie van de burgerlijke instanties op provoakties en blijft zodoende beperkt. Toen de provo's hun eerste witte fiets lanceerden, werd dit onschuldige symbool van de homo ludens meteen door de politie in beslag genomen, omdat de reaktionaire autoriteiten evenmin in staat waren een adekwate analyse te maken als de provo's. (Wellicht hebben de burgemeester en de politiechefs, gekonfronteerd met het witgelakte rijwiel, gevreesd, dat de daarin gematerialiseerde filosofie van een, van uitlaatgas bevrijde, fietsende burgerij het kapitalistiese systeem ten val zou kunnen brengen.) Het konflikt tussen provo en de politie berustte alleen maar op een misverstand. Daarom besloten de provo's, die helemaal niet serieus van plan waren ‘revolutionaire’ ideeën door te zetten, snel met de politie te gaan onderhandelen, om haar de beweegredenen van de aktie uiteen te zettenGa naar eind(25). Het konflikt had, evenals alle andere, louter ideologiese en geen ekonomiese oorzaken. De van het calvinisme doordrenkte mentaliteit van de nederlandse groot-bour geoisie nam direkt aanstoot aan het uiterlijk en akties van de provo's. Na de onderhandelingen met de politie bleef het rijwiel in beslag. Daardoor kwam het een paar dagen later tot nieuwe botsingen, waarbij de politie veel hardhandiger te werk ging. Toch werd de werkelijke funktie van de politie de provo's niet duidelijk aan de hand van het mechanisme van reaktie en tegenreaktie, omdat zij het dubbele - bijna operette-achtige - misverstand niet begrepen, waarop het berustte. De provo's begrepen de politieke funktie van de politie noch aan de hand van de bouwvakkers-opstand, noch aan de hand van hun eigen onderdrukking. Daarom bleef het konflikt met de staatsmacht beperkt.
Ondanks de duidelijk beperkte voorwaarden en funktie van provo heeft deze beweging opvallende taktieken en een aanzienlijke hoeveelheid bijtende humor ontwikkeld. Hun dagelijks veranderende aktievormen ten opzichte van de politie en de burgers is ver boven provo uit van betekenis gebleven, evenals de vormen van ironies, kritiese propaganda, die vooral tot uiting zijn gekomen in affiches, cartoons en leuzen. Ongetwijfeld heeft de | |
[pagina 32]
| |
orginaliteit van deze vormen een zekere invloed uitgeoefend op de studentenbewegingen in andere landen, hoewel daaraan aanzienlijk meer politiek bewustzijn ten grondslag lag. Eerder dan de maatschappelijke plannen van de provo's, heeft de reaktie van de heersende instanties op haar akties deze tot het uitgangspunt van politieke oppositionele bewegingen gemaakt: in de studentenbewegingen van Europa en Noord- en Zuid-Amerika.
Provo heeft zelf niet begrepen, maar toch duidelijk gemaakt, dat de ordehandhavende instanties van het kapitalisme reeds ten overstaan van onschuldige akties hun ware gezicht laten zien. Op grond van het onvoldoende begrip, dat provo verkregen heeft van de maatschappelijke verhoudingen, en op grond van de daaruit volgende naïeve utopieën, die voornamelijk in het verleden uitmonden, is een tegenreaktie van de kant van de machthebbers losgebarsten, die zo geborneerd was dat de toeschouwers van de nederlandse farce er in ieder geval toe bewogen werden om op te staan en zelf op de planken te springen.
Alleen als men de provo-beweging geïsoleerd beziet, komt men tot de konklusie, dat dit verschijnsel geïntegreerd was in de bestaande verhoudingen. Omdat zij echter - en de studentenopstanden van de laatste twee jaren hebben dat bewezenGa naar eind(26) - slechts begrepen moeten worden als een zeer beperkt moment in een veel verder reikende ontwikkeling, kan elke kritiek op haar er slechts toe dienen, om de tegenwoordig bestaande groepen van de revolutionaire oppositie te waarschuwen voor de fouten, die provo begaan heeft, waardoor ze gedoemd was te mislukken.
Deze analyse, die, met enkele later toegevoegde wijzigingen, werd geschreven in de zomer van 1969, heeft aan politieke betekenis gewonnen, nu in het voorjaar van 1970, vlak voor de nieuwe gemeenteraadsverkiezingen, provo ongewijzigd nieuw leven wordt ingeblazen. |
|