| |
| |
| |
| |
| |
| |
Voorwoord
In de zomer van 1969 bereikte ons vanuit de Bondsrepubliek het verzoek een kritiese terugblik op de provo-beweging uit 1966/67 te schrijven. Deze analyse was bedoeld voor een Anarchismenummer van het theoreties tijdschrift ‘Kursbuch’, een tijdschrift dat wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van Hans Magnus Enzensberger. De informatie over de ontwikkeling van de Provo-beweging in Nederland was trouwens niet alleen in de Bondsrepubliek grotendeels bepaald door oppervlakkige verhalen in de sensatiepers, waarbij vooral de Springer-pers uitmuntte in een bewuste verwarring van folklore en politiek. Naast de in de rechtse sensatiepers ontwikkelde bliksemafleiders voor werkelijke onvrede, de buitenlandse gastarbeiders, de kommunist, de kleurling, ontwikkelde zich een nieuwe zondebok voor de frustraties van de kleinburger: het langharig werkschuwe tuig.
Het is onmiskenbaar dat het image van Provo in het buitenland, grotendeels produkt van de sensatiepers, een emotioneel inspirerende funktie heeft gehad bij zich na 1966 ontwikkelende protestbewegingen in West-Europa. Deze inspiratie kon zich echter onmogelijk baseren op een kritische, analytische kennisname van de feitelijke inhoud en funktie van de provo-beweging. Daar waar informatie over provo in het buitenland niet gebaseerd was op de sensatiepers, kon men slechts beschikken over een met regeringssubsidie uitgegeven pseudo-wetenschappelijk nummer van het propaganda-blad ‘Delta’ waar provo gepromoveerd werd tot een chauvinistisch export-artikel met marktwaarde voor de toeristiese industrie. Waar een werkelijke overdracht van informatie heeft plaatsgevonden, beperkte dit zich hoofdzakelijk tot direkte ontmoetingen van nederlandse met buitenlandse aktivisten. Nog jaren na 1966 bleek het image van provo tot ver buiten Nederland zo sterk te zijn, dat in gesprekken van aktivisten de vraag naar de betekenis van de provo-beweging gesteld werd. Hier manifesteerde zich trouwens een nog niet overwonnen manko in de nederlandse buitenparlementaire oppositie; een relatief theorievijandige houding, een zekere onwil om konkreet op eigen aktie-ervaringen te reflekteren, bracht ook via de aan het buitenland doorgegeven informatie meer verwarring tot stand dan verheldering.
Bovenstaande overwegingen waren voor ons zeer belangrijk bij het schrijven van ons artikel voor ‘Kursbuch’. De publikatie in ‘Kursbuch’ bleef in Nederland niet onbekend. Onder andere de
| |
| |
‘Volkskrant’ besteedde er enige aandacht aan. Grondtoon in deze reaktie (zoals trouwens ook in een stuk in het PvdA- jongerenblad ‘De Kapitalist’) was een zekere verontwaardiging over de ontluistering van een inmiddels als onaantastbaar en monumentaal beschouwd uit de geschiedenis van de nederlandse protestbewegingen. Wij hebben allerminst de pretentie gehad naast het provomonument een anti-provomonument op te richten. Het is juist de funktie van de kritiek, de gebeurtenissen uit de geschiedenis steeds weer opnieuw te overwegen teneinde juiste konklusies te kunnen trekken voor de politieke aktie in het heden. Het stuk in ‘Kursbuch’ was bedoeld als diskussiestuk, een diskussie die in Nederland in het najaar van 1969 aan aktualiteit won toen geruchten in omloop kwamen dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 een nieuwe provolijst ingediend zou worden.
Er werd dan ook door aktivisten in Amsterdam en Nijmegen voorgesteld de oorspronkelijk in het duits geschreven tekst te vertalen in het Nederlands. Het kon daarmee tevens de funktie vervullen een aanzet te geven het vacuüm in de theorievorming over provo in Nederland op te vullen.
Diskussies over het stuk hadden inmiddels geleid tot een aantal wijzigingen in de oorspronkelijke tekst, met name over de rol van de koloniën voor de klassenstrijd in Nederland en over het verzet in '40-'45.
Toen in de eerste maanden van 1970 de verdere konkretisering van neo-provo begon in de vorm van Oranje Vrijstaat, sabotagenota en bovendien de eerste diskussies in kringen rond de ASVA over dit alles loskwamen, werd voorgesteld niet het Kursbuchartikel zomaar zonder meer te vertalen, maar een analyse van de recente ontwikkelingen eraan toe te voegen. Centraal stond de vraag hoe duidelijk gemaakt kon worden dat na de mei-revolte van 1968 in Frankrijk, na een duidelijke opleving in de klassenstrijd in geheel West-Europa, na Maagdenhuisbezetting, strokartonstaking en mijnwerkersstaking in België, de terugval in de voor de ontwikkeling van de klassenstrijd zo gevaarlijke ‘klootjesvolktheorie’ van provo, de terugval ook in alle mogelijke wazige opvattingen over geweldloosheid, niet meer gemaakt kon worden.
Er werd bijgevolg een nieuw stuk toegevoegd aan de Kursbuchvertaling, waarbij voorop stond dat het er primair om ging de diskussies in de aksiegroepen, fakulteitsgroepen en basisgroepen te dienen. Inmiddels was gebleken, niet alleen in Amsterdam, dat een aantal in de najaarsaksies gepolitiseerde groepen, vanwege het gebrek aan kontinuïteit in de aksies binnen de onderwijsinstellingen en de behoefte aan voortzetting van de aksies, gedeeltelijk deelnamen aan de aktiviteiten van Oranje Vrijstaat. In de diskussies van de laatste weken is deze overweging door
| |
| |
sommigen bewust of onbewust geïnterpreteerd in termen van elkaar bekonkurrerende personen of politieke groepen. Wij laten het aan de lezer over om de in deze brochure weergegeven tekst op een dergelijk verwijt te toetsen. Wie de politieke diskussies meet naar de ideologie van de voor sanering of faillisement bevreesde tegenstander, wie met andere woorden zoals de politieke partijen in de kortstondige kampagnes vlak voor de verkiezingen het kiezerspotentieel beoordelen als een markt die ofwel in de ene parochie of in de andere parochie naar de dominee komt luisteren, miskent de noodzaak van permanente diskussie en zelfkritiek, die niet zozeer tussen groepen als gesloten blokken maar in de groepen zelf ontwikkeld moet worden. Niets lijkt ons juister, geen enkele andere bedoeling heeft deze publikatie, dan met name binnen de Oranje Vrijstaten een diskussie over uitgangspunten en doelstellingen te veroorzaken. Ook al zijn de lijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen inmiddels een voldongen feit geworden. Wie de diskussie binnen de Oranje Vrijstaat wil beperken tot datgene wat gedaan moet worden en de diskussie over hetgeen dat gedaan is weigert, bewijst op zijn zachtst gezegd te werken in een al te lang volgehouden nederlandse traditie van voor de juiste politieke perspektieven zelf schadelijke theorievijandigheid. Het aantal aktivisten in Nederland beschouwen als een ‘markt’ waarop als in een estafette wisselende groepen een beroep kunnen doen, is de definitieve proklamatie van de onoverbrugbaarheid en onoplosbaarheid van vermeende of werkelijke ideologiese tegenstellingen.
Nadat het Kursbuch in het Nederlands was vertaald en een aanvullende kritiek op de proklamatie van de Oranje Vrijstaat en de sabotagenota van Roel van Duyn was geschreven, is door de aktivisten uit verschillende groepen in Amsterdam en Nijmegen voorgesteld het stuk op stencil te zetten en het voor eventuele definitieve publikatie in de aksiegroepen te bespreken en te kritiseren. Bij de ASVA werd in een oplage van ongeveer 200 exemplaren het stuk gestencild.
Het stuk werd besproken bij de volgende groepen: het landelijk onderwijsfront, de socialistiese jeugd, een aantal fakulteitsgroepen in Amsterdam, met Oranje Vrijstaters in Nijmegen en met aktivisten rond de nijmeegse en amsterdamse socialistiese uitgeverijen. De kritiek die daarbij naar voren kwam, laat zich in de volgende punten samenvatten
1. | de vraag naar de funktie van subkultuur en tegenmiljeu |
2. | een volgens sommigen in ons stuk aanwezige ‘metafysiese’ verwijzing naar het begrip klasse en klassenstrijd |
3. | een te groot aksent in onze analyse op wat wij genoemd hebben de ‘burgerlijke angst voor geweld’ |
| |
| |
4. | een miskenning van de funksie van provo in zijn hoedanigheid van de ontwikkeling van de absurdistiese aksievormen die de laatste jaren van groot belang zijn geweest |
5. | de vraag naar de beoordeling van de funksie van een anti-autoritaire beweging als gangmaker van een anti-kapitalisties verzet |
6. | in het algemeen een onderschatting van ‘positieve’ momenten in provo |
7. | bezwaren tegen het bekend veronderstellen van marxistiese begrippen |
8. | de afwezigheid van een beoordeling van de politieke funktie van de zogenaamde ‘randgroepen’ (studenten, hippies, enz.) |
9. | de afwezigheid van een plaatsbepaling van de hele diskussie over provo. Binnen welke politieke perspektieven staat deze diskussie? Hoe wordt dit stuk vertaald in konkrete aanwijzingen voor politieke praksis? |
Dat in deze brochure niet alle aktuele vraagstukken een pasklaar antwoord hebben gevonden is niet zo onthutsend. Vele vraagstukken van revolutionaire praksis worden niet van achter een schrijftafel opgelost. Doorslaggevend zijn de lessen die te trekken zijn uit de massa-aksies in de toekomst. De vraag bijvoorbeeld of de studerende of afgestudeerde al dan niet tot het proletariaat behoort, zal niet worden opgelost met de konklusie van een sociologies onderzoek of een geselekteerde rangschikking van citaten van Marx of Lenin, maar zal uiteindelijk worden beantwoord in de konkrete stellingname van de studerende of afgestudeerde in de klassenstrijd. Hierbij verschilt de studerende niet van de arbeider.
De standpunten en beoordelingen die wij in de brochure onder woorden hebben gebracht, kan men dan ook allerminst beschouwen als pasklare antwoorden op als in een katechismus gerangschikte vragen. De aksie-ervaring van de laatste jaren, zoals wij die interpreteren, is basis geweest voor de polemies geformuleerde kritiek op neo-provo.
De funksie van subkultuur en tegenmiljeu vereist een veel diepgaander benadering dan wij binnen deze brochure kunnen geven. In een pamflet van het Utrechtse Onderwijsfront worden een aantal behartenswaardige opmerkingen over dit onderwerp gemaakt:
‘De subkultuur zuiver gezien als een vorm van vrijetijdsbesteding heeft iets a-politieks. Zij is een uitlaatklep voor mensen die de hele week op school hebben gezeten, naar kantoor zijn geweest, op de fabriek hebben gewerkt, kolleges hebben gevolgd of misschien wel aktivist zijn geweest. In deze kapitalistiese maatschappij is nu eenmaal een subkultuur, een Ajax, een Costa Brava nodig om frustraties
| |
| |
te vergeten en spanningen te ontladen.
De tendentiële opheffing van frustraties maakt dat ook veel aktivisten hun behoefte aan ontlading in de subkultuur bevredigen. Een dergelijke uitlaatklep is nu blijkbaar nodig. Zij kan zelfs misschien een positieve uitwerking hebben op hun arbeidssituatie en daardoor gunstig zijn voor de oppositiebeweging. Deze duik van aktivisten in de subkultuur zal echter nooit een fundamentele verandering van de maatschappij teweeg brengen. Het blijft een (in dit stadium van de oppositiebeweging nog noodzakelijke) vlucht uit de konkrete situatie naar een fijnere maar politiek naïeve situatie. Het politiek bewustzijn zal nooit in de subkultuur kunnen ontstaan, ook al beweren veel subkultuur-ideologen dat’.
Wat betreft de verwijzing naar het tegenmiljeu, nog een citaat uit het pamflet van de Utrechtse Onderwijsfronters:
‘De aktivisten leven niet in een andere maatschappij. Zij willen ook niet, zoals de kulturele kabouters dit wel willen, buiten deze kapitalistiese maatschappij gaan staan. Want hij die vlucht in alternatieven, heeft geen enkele invloed op een fundamentele verandering van de maatschappij’.
Het tegenmiljeu is voor sommige aktivisten een achterland, een relatief veilige basis waarop zij terug kunnen vallen. Daar waar de terugval op de veilige basis geproklameerd gaat worden tot doel in zichzelf, krijgen subkultuur en tegenmiljeu een politieke pretentie die zij principieel niet waar kunnen maken. Met deze kanttekeningen is overigens allerminst het laatste woord gezegd over dit voor de buitenparlementaire oppositie hoogst urgente probleem.
In de analyse van provo en Oranje Vrijstaat is door ons frekwent gebruik gemaakt van het begrip klasse en klassenstrijd. In een door sociologiese begrippen overwoekerde maatschappij-analytiese traditie past de methodiese uitbanning van het begrip klasse. De opdeling van de maatschappij in een pluralisties geheel van vreedzaam met elkaar coëxisterende belangengroep pen en groepjes, heeft het inzicht in de fundamentele tegenstelling tussen arbeid en kapitaal weten te vertroebelen. Hoezeer ook binnen de strategie van het moderne kapitalisme de arbeider tot konsument gemaakt is, niettemin blijft de tegenstelling tussen uitbuiters en uitgebuite, nu ook als konsument, bestaan. Daar de koncentratie van ekonomiese en politieke macht in de handen van enkelen steeds meer toeneemt, betekent dit allerminst de opheffing van alle verschillen tussen maatschappelijke subgroepen als studerenden, kantoorbedienden, boeren of ambtenaren, maar plaatst het al deze groepen in een steeds onverzoenlijker tegenstelling tot die groep die de samengebalde ekonomiese en politieke macht feitelijk in handen heeft. Op die
| |
| |
tegenstelling doelen wij als wij spreken over klassentegenstellingen.
Wanneer wij in dit verband melding maken van de ‘burgerlijke angst voor geweld’ dan bedoelen wij daar het volgende mee. In de fusie- en koncentratiebeweging van het kapitaal worden steeds meer middengroepen (boeren, winkeliers) gemangeld. De bedreiging in bestaanszekerheid van deze groepen wordt in de burgerlijke pers georiënteerd op die groepen die het kapitalisme willen vernietigen, aangezien die pers in zijn voortbestaan afhankelijk is van de steun van het zich fuserende kapitaal. De werkelijke bedreiging van de bestaanszekerheid van bijvoorbeeld kleine boeren en winkeliers, is het zich fuserende kapitaal. De ervaring van de in de tang zittende middengroepen is dat elke verandering, zoals die tot nu toe heeft plaats gevonden, een verslechtering van hun bestaan impliceerde. De angst voor nog verdere verslechtering wordt met behulp van de burgerlijke pers gericht op de socialistiese groepen en hun strijd. Het dagelijks geweld van de staat wordt vaak door deze groepen als een noodlot getolereerd, de strijd van socialistiese groepen wordt geïnterpreteerd als oorzaak van het geweld van de staat. De burgerlijke angst voor geweld vindt hierin zijn verklaring. Het geïnstitutionaliseerde geweld van de staat wordt als een natuurlijke zaak beschouwd.
Het is niet de bedoeling dit voorwoord de proporties te laten aannemen van een nieuwe brochure. De puntsgewijze behandeling van de opgeworpen kritiek heeft iets onbevredigends, te meer daar wij van mening zijn dat de kritiek alleen maar zinvol ontwikkeld kan worden in een uitvoerige diskussie over de oorspronkelijke tekst. De plaatsbepaling van deze hele diskussie is de aktualiteit van de Oranje Vrijstaat, kabouterstad en de departementen. De zich dagelijks verder ontwikkelende gebeurtenissen, zoals de bezetting en ontruiming van huizen in de Sarphatistraat in Amsterdam, evenzeer als de definitieve lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen, vereisen een dagelijkse evaluatie en standpuntbepaling van de aktivisten. Wij dachten dat deze brochure een hulpmiddel kon zijn in die diskussie zonder de pretentie te hebben dat alle antwoorden erin staan. Juiste standpunten die zich niet weten te verbinden aan een juiste praksis, zijn net zo nutteloos als een veelvoud van aktiviteiten waarbij de aksies tot doel in zichzelf worden verklaard.
Misschien kan aan de hand van een tweetal aksies van de laatste tijd enigszins de strekking van onze kritiek worden verduidelijkt. De bezetting door aksie '70 van een tweetal panden in de Sarphatistraat was een aksie die, zoals we elders in de brochure ook schrijven, de grenzen van de alternatieve Oranje Vrijstaat overschreed. Hierbij ging het niet om de kultivering van het ‘Walden’
| |
| |
van Frederik van Eden, een lief alternatief konsumptief getto, perfekt integreerbaar in het kapitalisme.
Integreerbaar, want in tegenstelling tot Roel van Duyn, zijn wij niet van mening dat biologiesedynamiese winkeltjes de grote kapitalist Albert Heyn ‘boos’ zullen maken. Als er door Oranje Vrijstaat-propaganda een markt komt voor dit voedsel zal Albert Heyn gewoon een hoek van zijn winkel hiervoor inruimen. Aksie '70 overschreed offensief de grenzen van de ‘alternatieve maatschappij’ Oranje Vrijstaat. Hij sloot aan op een hard probleem van vele gewone Amsterdammers: de woningnood. Dàt is een juiste lijn. Het was een uitstekende aksie. Maar er is wel kritiek op te formuleren, een kritiek die in een kort daarop volgende aksie van de socialistiese jeugd, de bezetting van ontruimde panden die als opslagplaats voor de HEMA fungeerden, in de aksie zelf overwonnen werd. De Sarphatistraat-panden lig gen nu niet bepaald in een volksbuurt, bovendien werd door het stadsbestuur beweerd dat ze voor het ziekenhuis bestemd waren. En het ziekenhuis is iets waarvan ieder zal vinden dat dat zo goed mogelijk moet zijn en ruimte moet krijgen voor uitbreiding en meer bedden en outillage. Dat heeft deels remmend gewerkt op de solidarisering van de bevolking met die aksie. Waar het hierbij om gaat is dat de bestemming van leegstaande panden voor de bezetting geanalyseerd moet worden. Dit lag voor de HEMA-panden veel duidelijker. Deze panden liggen in een volksbuurt en de buurt werd aktief geïnformeerd over de aksie, heeft zich ook aktief gesolidariseerd met de aksie. Tenslotte dit: wie op dit moment met veel pers bij de hand, panden bezet, zal met de tot nu toe ontwikkelde methode rekening moeten houden er na een paar dagen met proces verbaal weer uitgezet te worden, wellicht al eerder. In de Sarphatistraat zaten, blijkens het huilen van een aantal vrouwen, een aantal mensen die de illusie hadden uit de brand geraakt te zijn en een tijdelijke oplossing voor hun woonprobleem gevonden te hebben. Het verdere verloop van de aksie, de ontruiming, zal
bijgevolg echte woningnoodgevallen niet inspireren vertrouwen te krijgen in het middel van de bezetting. Wie vanaf nu met echte slachtoffers van de woningnood een bezetting uitvoert, zal dan ook aksiemethoden moeten ontwikkelen om die mensen te beschermen, hen er op zijn minst een tijd te laten wonen. Politiek maken met de zorgen van gewone mensen heeft zo zijn grenzen. Daarom is, bij afwezigheid vooralsnog van effektieve bescherming van een gekraakt pand, de methode van de socialistiese jeugd beter geweest. De mensen die daar gearresteerd zijn, konden wel een stootje hebben. Het is in de toekomst van het grootste belang bij een bezetting van een leeg pand, bij voorkeur bedrijfsruimten, panden die afgebroken moeten worden voor een bank of een grootwinkelbedrijf de buurt aktief met de bezetters te solidariseren. Als bijvoor beeld de halve Jordaan achter een paar gezinnen zou staan die
| |
| |
zulke panden zouden bezetten, lijkt ons politie-ingrijpen minder waarschijnlijk. Dan heeft zo'n bezetting niet alleen een funksie in het kader van ontmaskering van de woningnood, maar geeft het bovendien de mogelijkheid van een gedeeltelijke en tijdelijke oplossing (voor sommigen) van die woningnood.
Niemand, ook wij niet, willen ontkennen dat provo een histories fenomeen is. De ontwikkeling van bepaalde vormen van aksie, de introduksie van beelden, woorden, van brokstukken ‘realisties utopisme’ zijn een uitbreiding van de mogelijkheden tot anti-kapitalisties verzet. De zware belichting in deze brochure van de negatieve aspekten van provo en neo-provo vindt zijn oorzaak in de overtuiging dat de opleving van de klassenstrijd in West-Europa (Frankrijk, Italië, West-Duitsland), de enorme verbreding van de verzetsaksies van scholieren en studenten, volkomen buiten de theoretiese uitgangspunten van de Oranje Vrijstaat is gebleven. De historiese betekenis van provo wordt in de a-historiese interpretaties van neo-provo ontkend.
april 1970 - Konrad Boehmer
Ton Regtien
|
|