September 1807.
Jaren zijn voorbijgegaan. Zij hebben storm gebracht.
Wat zich bij Wolfram in zijne kinderjaren al in kiem had geopenbaard: opstand tegen onrecht, afkeuring van alles wat naar heerschzucht of willekeur zweemt is tot volle ontwikkeling gekomen en heeft schoone vruchten afgeworpen.
Maar dezelfde drang is ook opgestaan in andere gemoederen. Wat voor Wolfram's edel gemoed een spoorslag is geweest tot daden van zelfverloochening, heeft minder hooggestemde naturen op een dwaalweg gedreven, een weg ten verderve. De leuze van vrijheid, gelijkheid en broederschap is eene leuze, een dekmantel voor baatzucht, ontucht, teugellooze woede en onmenschelijke wreedheid geworden. In Frankrijk is de storm opgestoken; ook over ons gaat die heen.
Ja, als eene stormzee hebben zij zich de laatste jaren over land en leven uitgestort, eene zee van ellende. Tegen alles slaan de golven aan, tegen hoog en laag. Het land is verdeeld, overstroomd door indringers; de velden van Jena en Auerstadt hebben bloed gedronken; Napoleon is in Duitschland, te Berlijn; de koning gevlucht, Jerôme Napoleon te Kassel, waar hij hof of liever feest houdt!
En om ons heen eene even wilde zee van hartstochten. Alles drijft, alles eischt...
Kalm, te midden van die stormen, uiterlijk kalm althans, staat Wolfram Siegfried. Geen Vrijheer vóor hem, zelfs Baron Siegfried niet, die zijne taak zoo nauwgezet, zoo hoog heeft opgevat. Hij heeft zich geheel aan Sturmfels gewijd. Arbeiderswoningen, scholen en bewaarscholen heeft hij laten bouwen, eene spaarbank opgericht te Hohenlinde, een doorgangshuis voor ontslagen gevangenen gesticht en zoo ruim begiftigd, dat zij, die werk verlangen, daar maanden kunnen doorbrengen. De grauwe vlakte verschaft werk tegen billijk loon en wordt langzamerhand ontgonnen en in bouwland herschapen.
Kalm en onvermoeid gaat Wolfram voort op den eenmaal ingeslagen weg. Zijne hulp en zijn raad worden menigmaal ook buiten Sturmfels ingeroepen: hij heeft die nooit geweigerd, al is zijn tred langzamer en zijn glimlach stiller geworden na Georgiana's dood.
‘Wat is het geheim van uw werklust en uwe blijmoedigheid?’ vroeg ik hem dezer dagen, toen hij zeer moe van Hohenlinde was teruggekomen. Zijne logeergasten daar bezorgen hem zoo dikwijls moeielijke uren!
‘Behoeft Margreet dat te vragen, Margreet, die zooveel doet voor