op anderen te vertrouwen. Nu dringt de tijd en zegt iets in mij dat ik slagen zal, waar iedereen, zelfs de Jonker von Hompesch, heeft gefaald. Vergeving, dat ik u leed en spanning moet aanbrengen. Maar is de hemel niet overal en zal God's hand mij niet overal volgen? - Ik zal slagen en terugkomen, en kan dat niet zoo zijn, zoo bedenk, dat niemand ooit straffeloos de inwendige stem heeft versmoord, die zeide: ‘Op, het is uwe taak.’
De tweede was aan Bodo: eene bede om vergiffenis voor mijne hardheid; de derde aan Georgiana: een woord van dank.
Er bleef mij nog éen offer te brengen; de schaar lag gereed.
Een voor een vielen mijne zware, glanzende tressen naast mij op den grond. - Wat nood! Voor Wolfram hadden ze geen waarde.
Ik trok mijne nieuwe kleederen aan, sloot mijn koffer, blies de lichten uit en wierp mij op mijn bed.
Eene rust, zooals ik in lang niet had gevoeld, kwam over mij en ik sliep in.
Om half elf werd ik gewekt. Eene zachte hand poogde de deur te openen, eene vriendelijke stem vroeg fluisterend: ‘Slaap je?’ en ging, niets hoorende, verder.
‘God zegene u,’ fluisterde ik voor haar onhoorbaar terug.
De Mei-nacht was zoel en stil. Laag, tusschen eene opening van het bosch, klom de roode maan uit een meer van dauw omhoog. Zij zou mijn eersten tocht begeleiden.
Ik liet mij behoedzaam uit het raam op het gras neerglijden, sloot zacht het raam, wierp mijne bagage over mijn schouder en ging.
Mijn plan was goed overlegd. Niemand zou mij missen vóor acht uur. Dan waren Generaal, koetsier, lijfknecht en paarden verre en een anderen kant uit. Reeds den vorigen dag was het tweede span naar de eerste posthalte gezonden; wilde Georgiana mij laten achterterhalen, dan moest zij eerst bij de boeren in den omtrek om hulp vragen.
Dicht bij Bermen woonde een man, die paard en wagen ter beschikking van reizigers hield. Verder van daar naar den Rijn, op een der vele beurtschepen, die de rivier afzakten....
Ik gevoelde vermoeienis, noch bezorgdheid, alleen een diep en levendig bewustzijn van vrijheid. Elke stap was een schrede naar Wolfram's rechtvaardiging.