In al dien tijd taal noch teeken van den Heer Merlé! Ook Wolfram heeft niets van hem gehoord. Vader werd dat langer lijdzaam afwachten nu te machtig en hij schreef aan het hoofdbureau der politie te Londen, met verzoek zijn ingesloten brief aan den Heer Merlé te overhandigen.
Voor Wolfram is dat lange uitblijven pijnlijk. Hij werd tweemaal bij den Stadhouder ontboden; op al diens vragen over Merlé moest hij het antwoord schuldig blijven. De Heer Merlé zou geschreven hebben, en hij had niets van den Heer Merlé gehoord.
Nog eene andere zorg drukt Wolfram. Het geld, door den Heer Merlé achtergelaten, raakt op. Hij heeft een veel bescheidener woning betrokken in de voorstad.
Dr. Friedrich is sedert een paar weken op het slot, een ernstig, afgemeten man. Sinds jaren is hij de vertrouwde en raadsman van den Graaf van Strahleck, bij wien de jonge Vrijheer veel aan huis komt. Voorzeker zal hij den vriend van zijne moeder om raad en voorlichting hebben gevraagd.
Kort na zijne komst hier had Vader een lang gesprek met Dr. Friedrich. Het is zooals wij vreesden: Bodo beschouwt Wolfram als Merlé's dupe. Hij acht Merlé een gevaarlijk tegenstander, nu het hem zelfs gelukt is een Wolfram te verschalken, en hij heeft de aandacht van vele invloedrijke personen op ‘den intrigant en den avonturier,’ zooals hij Merlé noemt, gevestigd. ‘Die Merlé zal overtuigende bewijzen moeten aanvoeren,’ eindigde Dr. Friedrich, ‘om niet als bedrieger en oplichter het land uitgezet te worden.’