ervaren advocaat nemen. Beloof mij, dat gij niet overijld zult handelen. - Gij luistert gewoonlijk meer naar uw hart dan naar uw verstand. - In deze zaak moet het verstand beslissen. - Het verstand, hoort gij mij, Bodo?” herhaalde zij dringend.
Gij weet door mijn brief wat Mama bedoelde. De zorg, die haar jaren lang had gekweld, had in den laatsten tijd eene gestalte aangenomen, en zij had mij op strijd voorbereid.
“Ik ben niet ziek: het is eene voorbijgaande zwakte,” beweerde zij telkens; “een uur slapens zal mij beter maken.
Maar de slaap kwam niet. Alles in en buitenshuis was rustig. Ik had de pendule in de kamer laten stilstaan, had order gegeven om alle klokken in huis en zelfs de klok op den toren te laten ophouden, zoodat niets aan Mama het voorbijgaan der uren zou verraden.
Het scheen wel of de rust rondom haar gejaagdheid nog vermeerderde. “Voel hoe mijn hart slaat,” zeide zij meer dan eens en drukte mijne hand tegen haar borst; “elke slag gonst en galmt door mijn hoofd en trilt door de toppen van mijne vingers. Kon ik het maar éene minuut niet hooren.”
Om vier uur volgde de dokter mij even naar binnen. De medicijn, die hij mij daarna aanbood, was donkerder gekleurd. Mama dronk. “Sterker,” hoorde ik haar mompelen. “Hoe laat is het?” vroeg zij huiverend. - “Een uur,” antwoordde de dokter voor mij.
Zij wierp zich achterover in hare kussens, sloot de oogen, hield ze dicht, sprak niet; maar het kloppen van haar slapen, het zweet op haar voorhoofd, de wisselende kleur op haar gelaat verrieden, dat niet de slaap, maar haar wil haar dus bewegingloos hield.
De morgen brak aan. Ik had zorg gedragen 's avonds de luiken te sluiten en de zware gordijnen dicht te trekken. Geen lichtstraal, geen geluid drong naar binnen; onhoorbaar slopen de ontwaakte bedienden door de gangen...
Daar begon de dorpsklok in de verte zacht en langzaam te slaan. Alleen met westenwind is die klok te hooren.
Een - twee - drie - flauw, bijna onhoorbaar, vier - vijf...
“Vijf uur.”
Ik schrikte. Mama had gesproken. In de laatste seconden had ik mij van haar afgewend, mij voorover gebogen om naar het slaan te luisteren...
“Vijf uur,” herhaalde zij. - Hare oogen stonden wild en strak. “De slaap wil niet komen. - De wetenschap vermag niets meer.”
Zij had de gefluisterde woorden van den dokter opgevangen!
Vermocht de dokter werkelijk niets? - Ik riep hem. Mama keek