De Heer Merlé stond op en liep driftig het vertrek op en neer.
‘Heeft de Vrijvrouwe ooit van Baron Siegfried gehouden?’ vroeg ik verontwaardigd. ‘Wolfram gelijkt op zijn vader en zij heeft hem van den beginne af gehaat!’
‘Hij heeft den oogopslag van zijne moeder en hare stem,’ antwoordde Moeder peinzend. ‘Bedenk, dat de Vrijvrouwe hem heeft gevreesd. In hem zag zij den vijand van haren zoon. Dag aan dag zag zij het gevaar naderen.... Wolfram was zelf het gevaar....’
‘Geene verontschuldiging voor haar, Moeder!’ riep ik boos. ‘Gisteren heeft zij den geheelen dag feestgevierd, terwijl zij wist, dat zij met eigen hand het geluk van den oudsten zoon van Baron Siegfried vernietigde!’
‘Of haar hare rol niet zwaar en moeilijk is gevallen, zou ik niet durven verzekeren, kind; hare gejaagdheid en hare bleekheid hebben mij herhaaldelijk getroffen. Wat heb ik haar menigmaal de hand aan het hoofd zien brengen!’
‘Geene genade voor haar,’ herhaalde ik. ‘Zij heeft vader en zoon van elkander gescheiden gehouden; zij heeft beiden hun geluk misgund; zij heeft alleen aan zichzelve gedacht!’
‘Aan haar zoon,’ verbeterde Wolfram. Hij had zich bij de laatste woorden tot mij gekeerd en zijne hand op mijn arm gelegd, bij dat: ‘Zij heeft vader en zoon van elkander gescheiden gehouden.’
Wat hij der Vrijvrouwe ook zou vergeven, dàt nooit!
‘De Vrijvrouwe heeft lang vóor ons de ware toedracht begrepen,’ ging ik opgewonden voort, ‘zij heeft Wilbrant's getuigenis: “het kind leeft!” voor Baron Siegfried verborgen gehouden; drie maanden vóor zijn dood, na de ontvluchting van den Zigeunerhoofdman, heeft Wilbrant haar die woorden toegeroepen: wellicht waren ze eene herhaling van eene vroegere verzekering; zij wist, dat de Vrijheer Wolfram liefhad, dat de Vrijheer naar hem verlangde in dien nacht vóor zijn dood, en de Vrijvrouwe gunde Wolfram nauwelijks een paar minuten samenzijn met zijn vader. En Wolfram moest buiten voor de deur van den stervende staan, terwijl zij wist, dat hij later nooit meer zou kunnen herstellen!’
Een snik stoorde mij: Wolfram poogde vruchteloos zijne aandoening te bedwingen.
De Heer Merlé staakte zijne wandeling. Een tevreden blik trof mij; ik had de pijnlijkste wonde aangeraakt: Wolfram zou niet langer weigeren zijne aanwijzingen te volgen.
Hij hernam zijne plaats en wachtte totdat Wolfram wat bedaard zou zijn.