30 April.
Het rijtuig van de Vrijvrouwe is er al geweest om Vader te halen.
Het gold Wolfram! De ‘Bermensche Nieuwsbode’ lag vóor haar.
‘Zijn dat de gevoelens, die gij bij uw leerling hebt aangekweekt?’ heeft zij gevraagd. ‘Niets meer of minder dan een uitval tegen de rechtspleging op onze goederen! - Gelukkig bestaan de rechten waartegen hij uitvaart en zullen wij daarvan gebruik maken om een tijdigen oproerprediker aan zijn plicht te herinneren. - Gelief zijn adres op te geven. - Wij hebben werk voor hem, dat te zijnen behoeve werd uitgesteld.’
Te vergeefs had Vader aangevoerd, dat de dokter Wolfram nog geen verlof tot reizen zou geven.
Met eene ongeduldige beweging had zij hem een papier toegeschoven.
‘Wij kunnen niet wachten en toelaten, dat de jonge heethoofd zich andermaal in eene nieuwe romantische episode werpt.’
‘Ds. Kerner heeft mij veel liefs van uwe Margaretha verteld,’ had zij wat later op geheel anderen toon gezegd. - ‘Zijn zoon is proponent.... Hohenlinde is nog altijd zonder predikant. - Ik zal de pastorie daar eens laten nazien en in orde brengen.’
Moeder onderdrukte een zucht. Predikantsvrouw op Hohenlinde, met de mooie pastorie en het ruime inkomen! Ik gevoelde, dat zij dit eene schoone en begeerlijke haven vond voor hare wilde dochter, en de goede, stijve, eerlijke Jozef Kerner een heel beminnelijk, solide jongmensch.
Ik sloop weg en ging aan mijn werk - en haalde geen brieven meer aan het posthuis af.