Sturmfels
(1889)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend
[pagina 187]
| |
Geert, een der oudjes, die door Baron Siegfried werden bedacht, het oudje, dat snikkend naast mij in de kerk had gestaan, woont in het dorp Sturmfels en drijft een miniatuur-handel in kruidenierswaren. Toen ik de groote oprijlaan van het kasteel voorbijging en het slot zoo stil en ernstig in zijn krans van nog bladerlooze bosschen zag liggen, kwamen mij de dagen voor den geest, daar verleden jaar doorgebracht. De Vrijvrouwe is er niet sterker op geworden; zij gaat weinig uit en wijdt zich geheel aan Sturmfels. Alles gaat vooruit onder haar flink beheer. Sturmfels is haar lust en haar roem. Freule Georgiana logeert nog altijd op het slot. Maanden, maanden lang tegenover de hooge, statige Vrijvrouwe! Dat noem ik een staalje van geduld en toewijding! Geert was niet in haar winkeltje en ik ging door naar haar woonvertrekje. Daar waren de luiken nog gesloten. ‘Ben je ziek, Moeder Geert?’ vroeg ik en liep binnen met, ja, met veel te luiden stap voor eene zieke. ‘Ziek geweest, maar Goddank veel beter, Juffer Margreet,’ antwoordde Geert uit hare bedstede. ‘Geertrui moet zich nog wat rust gunnen; zij heeft zware koude gevat, en op haar leeftijd komt men daar niet zoo gemakkelijk af.’ Dat was noch de stem, noch de taal van eene van Geert's gewone bezoeksters. - Ik stootte het luik een weinig verder open.... Voor de bedstede stond een jong meisje. Zij had haar hoed afgezet; de donkere mantel was haar half van de schouders gegleden. Ik keek in een zacht, lief, schoon gelaat, in een paar donkerblauwe oogen, vol goedheid en liefde. ‘Haar tint doet aan uwe roomkleurige theerozen denken, Margreet.’ Ik hoorde weer Wolfram's woorden; ik volgde de golving van het ‘fijngouden glanzend haar,’ van achteren in een dikken wrong opgenomen. ‘Verschooning voor de stoornis, Freule. Ik wist niet, dat Geertrui bezoek had.... Eene boodschap van Moeder....’ Met eene vriendelijke beweging wendde zij zich tot mij. ‘Voorzeker Margaretha Albrecht, van wie de Jonker van Sturmfels mij zooveel heeft verteld? - Ik ben blij kennis met u te maken.’ ‘Is de Jonker wel, Freule?’ viel hier de oude in. ‘Ik heb hem dezen zomer zoo dikwijls te paard met u zien voorbijkomen. - Juffer Margreet, de bestelde waren liggen al lang klaar. - Wat zal uwe moeder wel van mij gedacht hebben!’ | |
[pagina 188]
| |
‘Ik zal ze medenemen en alles goed maken,’ antwoordde ik tot Geertruid's voldoening. ‘Zij liggen achter de toonbank....’ ‘“Kan ik iets voor u doen? - Een soepje brengen, zooals Moeder wel meer voor u heeft klaargemaakt?” fluisterde ik en boog mij over haar heen om hare kussens op te schudden. De oude knikte, ik schoof het luik weer dicht, nam de pakken en trad naar buiten. Freule Georgiana wachtte mij daar. “Laat ons zoover samen gaan,” zeide zij en wandelde naast mij op. Zij vroeg naar Vader en de laatste tijdingen uit Göttingen. “Ik heb juist hedenochtend van zijne promotie gelezen.” “Waarin?” was mijne haastige vraag. In “den Bermensche Nieuwsbode.” Een overgenomen stuk uit het Göttinger Weekblad.’ En: ‘Wat heeft de Vrijvrouwe daarvan wel gezegd?’ ontsnapte mij, eer ik er aan dacht, dat ik eene vreemde voor mij had. ‘Niet veel. - Zij scheen zeer misnoegd.’ Dat had ik wel voorzien! Ik zweeg een poos. ‘Stond er ook iets in over den brand en Wolfram's moedig gedrag?’ vroeg ik verder. Helaas niets! Toen vertelde ik het zoo uitgebreid en nauwkeurig mogelijk. Zij luisterde aandachtig. ‘Uw pleegbroeder is een edel mensch,’ zeide zij daarna. - Mij dacht: men moet het ijzer smeden, terwijl het heet is. ‘Daaraan twijfelt wel niemand die hem kent,’ antwoordde ik. ‘Jammer, dat Hare Genade hem zoo heel weinig kent,’ en ik keek haar daarbij aan alsof ik wilde zeggen: ‘Maak gij, dat zij dit nu eens van hem hoort.’ Ik keek haar nog een heele poos na bij de oprijlaan. Gang, houding, blik en stem, alles is bij haar anders dan bij anderen. Zoo moet de heilige Elisabeth van Thüringen er hebben uitgezien. Langzaam vervolgde ik mijn weg naar huis. ‘Wat scheelt je, kind?’ riep Moeder. ‘Mij, lieve Moeder? - Ik heb een heel prettige ontmoeting gehad.’ En ik vertelde alles. Maar 's avonds kon ik den slaap niet vatten. Freule Georgiana stond voor mij; ik hoorde hare stem en zag hare oogen, en ik gevoelde de onuitsprekelijke bekoring, die van haar uitging. |
|