25 Februari 1781.
Wolfram is sedert vier weken naar Göttingen vertrokken en druk aan het schrijven van zijne dissertatie. Ik wilde wel, dat die klonk als een klok en door heel de wereld werd gehoord.
Zooeven heeft Vader een opgewekten brief van hem ontvangen.
Wolfram had bezoek gehad van - den Heer Merlé, die zich dadelijk Wolfram's woning had laten aanwijzen en, hoorende, dat Martha nog eene kamer open had, zijn intrek daar in huis had genomen.
‘De heer Merlé is eene aanwinst voor ons huis,’ schrijft Wolfram. Ik heb zelden aangenamer en interessanter mensch ontmoet. Wat kan hij onderhoudend van zijn tochten door Rusland en Finland vertellen en aanschouwelijk weergeven wat hij doorleefd en gezien heeft! - Het is allerbelangrijkst om hem te hooren spreken over toestanden en gebruiken in de verschillende landen, die hij heeft bezocht; allerbelangrijkst als hij over Frankrijk begint en beschrijft hoe alles daar woelt en gist; hoe daar de overheid met slaperig oog en slappe hand neerziet op knoeierijen en knevelarijen, door de hoogeren gepleegd en door de hoogsten toegelaten. Een kijkje van verre in die bedorven maatschappij brengt het bloed van den toehoorder al in gisting; hoe moet het bloed bruisen en koken als men zulke feiten bijwoont of er onder lijdt!
‘Er valt veel te veranderen, te wijzigen, af te breken en op te bouwen. Hebben mijn kinderjaren te Wisburg mij het onrecht, de willekeur, de gebrekkigheid in rechtspleging en bestuur doen vermoeden, hoe veel te klaarder en duidelijker wordt het mij meer en meer, dat een geheele herziening noodig en iedereen geroepen is, daaraan het zijne toe te brengen. Die verhalen van den Heer Merlé komen mij te pas nu ik aan mijne dissertatie bezig ben! Zij ver-