Na het ontbijt naar het slot om mij door mijn peetvader te laten feliciteeren.
‘Daar hebben wij de jarige,’ riep hij. ‘Een gelukkige dag en een nog gelukkiger jaar, Margaretha Siegfrieda. - Ik mag voortaan mijne opwachting wel komen maken. - Je wordt een heele dame. - Tot aan mijne schouders waarlijk! - Toch niet te groot voor een omhelzing van je peetvader?’ en hij kuste mij hartelijk.
Wolfram zat bij hem te werken. Dat gebeurt dikwijls in den laatsten tijd. De Vrijheer zegt, dat hij alles zooveel vlugger vat dan zijn oudere collega's. Bovendien houdt mijn peetvader niet van brievenschrijven en Wolfram stelt gemakkelijk.
Wolfram schoof een stoel voor mij naast Baron Siegfried aan.
‘Raad wat ik voor je heb, Margreet. Het heeft vier beenen en kan niet loopen; het zal....’
Maar hij had al in de handen geklapt en de gangdeur was opengesprongen. Twee bedienden brachten een keurig schrijftafeltje binnen.
‘Mij moet je niet bedanken voor dien inval. Wolfram heeft er de eer van. “Wat doet Margreet in de avonduren?” - “Schrijven, schrijven, Uw Genade.” Best, dacht ik, dan past haar een schrijftafel.’
‘Ik heb nòg wat anders,’ zei hij met een glans in zijn oogen, die mij midden in mijn uitroepen van vreugde deed ophouden.
‘Nog wat anders?’ herhaalde ik, ‘nòg meer?’
‘Geen geschenk: een goede boodschap, maar die je jaardag zeker tot een feestdag zal maken. Gisteren heb ik de Vrijvrouwe voor mijn plannen gewonnen. Zij stemt er in toe om - Wolfram - naar - de Academie te laten gaan.’
Ik vloog hem om den hals, ik drukte zijn handen en duwde Wolfram, die sprakeloos van verrassing was opgesprongen, naar hem toe.
‘Het beste en heerlijkste wat gij bedenken kondt, lieve peetvader,’ riep ik lachend en schreiend tegelijk.
‘Ik wist het wel,’ hernam hij met zijn blijdsten glimlach, terwijl hij in onze gelukkige gezichten keek, ‘ik wist het wel. Tegen September kan Wolfram gaan.’
‘En Jonker Bodo? Moet die alleen blijven?’
‘Bodo zal tegen dien tijd 16 jaar zijn. Groot genoeg voor de kadetten-uniform. Gaat nu beiden naar huis. Bodo weet van niets. De jarige moet hem zelf het nieuws mededeelen.’
In de poortgang ontmoetten wij de Vrijvrouwe. Zij nam mij ditmaal duchtig op onder het voorbijgaan. Ik geloof haast, dat de