Toch had zij geluisterd! Ik moest mijn verhaal nog eens doen.
‘Vraag naar de naamlijst van hen, die zich voor den post van houtvester hebben aangemeld,’ gelastte zij.
Zij bleef lang op het papier turen. Het trilde in haar vingers.
‘Ga den man roepen, die u straks heeft toegesproken,’ gebood zij, zonder op te kijken, ‘en breng hem hier. Bodo, blijf op de gang, totdat ik je roep.’
‘Wat een reus,’ zeide Bodo zacht en op beschermenden toon, toen de onbekende in de boekerij was verdwenen. ‘Ik begrijp, dat meisjes bang voor hem zijn.’
‘Jongens ook, als hij op hen toeschiet.’
Bodo lachte.
‘Gij ook,’ hield ik vol.
‘Als ik een meisje was...’
‘Uwe moeder is niet bang voor hem...’
‘Hij krijgt troef,’ zeide Bodo, een en al nieuwsgierigheid en voldoening. ‘Mama is bang voor niemand. Afgemarcheerd,’ besloot hij, den vreemdeling nakijkend, die zich langzaam en verdrietig door de poortgang verwijderde. ‘Kom je terug, Margreet?’
Ik knikte van ja, kon Vader te spreken krijgen en draafde naar Bodo terug.
De gouverneur gaf vacantie.
Twee uur later werden wij door een groot rumoer op de binnenplaats gelokt.
‘Vader, die terugkomt! Hij is van middag uitgereden,’ riep Bodo, en sprong vooruit.
Ja, de Vrijheer kwam terug, langzaam, bleek, steunende op de schouders van zijn rijknecht. Een opgewonden menigte volgde hem.
‘Zijne Genade is stroopers op het spoor gekomen; zij hebben zich geweerd, zijn hem aangevallen en zouden hem gedood hebben, zoo er geen hulp ware opgedaagd,’ riepen twintig monden tegelijk.
‘Niets dan een schampschot, Aurora,’ zeide de Vrijheer luid tot zijne vrouw, die uit het heerenhuis toesnelde. ‘Morgen zal ik weer beter zijn. Het had anders kunnen afloopen zonder mijn redder. Ik hoop, dat hij zich morgen zal aanmelden. Ik ben hem grooten dank schuldig.’
Wie de redder was vertelde ons de rijknecht.
‘Mijn reus,’ zeide ik teleurgesteld tot Vader.
Moeder schudde het hoofd, toen Vader het haar vertelde.
‘Wilbrant, uit Wisburg,’ herhaalde zij. ‘Wil die hier houtvester worden? Daartegen zal de Vrijvrouwe opkomen.’
's Avonds kwam de schout bij ons en vertelde, dat hij last had