Sturmfels
(1889)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
trok nu de aandacht en bevestigde het verhaal der min, dàt er iemand in de kast verborgen was geweest. Van een tweede deur, sinds menschelijke heugenis niet gebruikt, waren de grendels afgeschoven. Die deur, slechts aan enkelen, aan de oudste dienaars bekend, gaf toegang tot een smalle gang, die het hoofdgebouw in zijne geheele lengte doorliep. Een wenteltrap daalde daaruit af tot de benedenste verdieping en voerde naar een sluippoortje, aan den buitenkant kunstig verborgen. Dit poortje stond aan. Hoe de indringer dezen toegang ontdekt en waarom hij het kind tot buit gekozen had, bleef een raadsel. Reeds den volgenden morgen moest Baron Siegfried vertrekken. Vóor zijn heengaan smeekte hij Aurora te blijven en het aangevangen onderzoek verder te leiden. ‘Sturmfels heeft veel geleden en kan uwe zorgen evenmin missen als mijne arme Margaretha,’ zeide hij, toen hij zich bij het afscheid over de nog altijd in looden slaap neerliggende heenboog. ‘Hoe zal zij bij het ontwaken zijn! Verwijder de min, maar houd haar in het oog. En laat mij 't weten, zoodra mijn kind.... dood of levend.... wordt gevonden.’ Zwijgend had Aurora hem op zijn tocht door en rondom het slot begeleid, zwijgend zijne aanwijzingen voor het herstellen der muren en de te nemen maatregelen bij een mogelijk terugkeeren van den vijand aangehoord. Al haar trots, al hare fierheid scheen gebroken. Nu hij haar dankte voor haar offervaardigheid en haar moed, weerhield zij met moeite hare tranen. ‘Mij zegt gij dat?’ las hij in haar blik. Moeder had geen gelegenheid om ten uitvoer te brengen wat zij zich had voorgenomen: den Vrijheer te wijzen op het ongewenschte van een langer verblijf van Aurora, op de antipathie van de Vrijvrouwe voor hare nicht. En zoo die gelegenheid zich al had voorgedaan, zouden haar de woorden ontbroken hebben. Sturmfels had een hoofd noodig; wie zou dat zijn, als Aurora wegging? Moeder besloot de arme zieke niet te verlaten, maar dubbel voor haar te waken en te zorgen. Meer dan ooit had deze haar toewijding noodig; toen de Burchtvrouw ontwaakte, vertoonden zich teekenen van - waanzin. Niemand wist waar Wilbrant gebleven was. Aurora had aan hem bij de ontvoering van het kind gedacht; wat hij met die misdaad beoogde, begreep zij niet. Zij ontgaf het zich en toch keerde dat vermoeden sterker bij haar terug. | |
[pagina 30]
| |
Het onderzoek naar het kind werd voortgezet, het geheele slot doorzocht, de grachten afgedamd en doorwoeld, het bosch doorkruist, belooningen uitgeloofd en kwijtschelding van straf verzekerd; maar tot nog toe brachten nasporingen noch beloften iets aan het licht. Wel had Sturmfels een flink hoofd noodig! Dat werd eerst recht duidelijk, toen Aurora kort na Baron Siegfried's vertrek met schout, slotvoogd en houtvester de ronde deed buiten het slot. Alles in den omtrek was vernield; de slottuin geleek een wildernis; daar stond boom, struik, noch heester meer overeind; wat overgebleven was na de demping der gracht, had later dienst gedaan om het vuur voor de aanvallers in den koelen nacht te onderhouden. In het dichtstbij gelegen dorp zag het er niet beter uit. Stil en als verwezen slopen de teruggekeerde bewoners er rond, zagen de verwoesting aan van jaren sparens en zorgens, en maakten inderhaast de noodigste herstellingen. Niemand had moed tot meer: de vijand kon terugkomen. Op nieuw werd een cordon van posten door het bosch getrokken, wachthutten in de verafgelegenste gedeelten opgeslagen en een geregeld wachtkorps gevormd, waarover Grootvader, als oudgediende het bevel kreeg. Hij keek Aurora na, die na de gedane ronde nu alleen en te voet door den boschweg naar het slot keerde met den haar eigen veerkrachtigen tred. |
|