een jager of boschbeambte verried, de oogen tot Freule Aurora durven opslaan?
Grootvader verzonk in gepeins, terwijl hij langzaam de gang op en neer wandelde.
Die gelijkenis met de Jonkvrouw van Wisburg, enkele uitdrukkingen van den jonkman, die onder zijne teleurstelling niemand had ontzien en zulk eene brutale houding tegenover hem en den slotvoogd had aangenomen, ja, die zelfs niet onduidelijk had laten doorschemeren, dat hij op hen als op zijne minderen neerzag en de overleden Heer van Wisburg tot hem in nauwer betrekking had gestaan dan iemand hier op Sturmfels vermoedde... dit alles gaf te denken.
Het gesprek daarbinnen duurde lang. Het werd op gedempten toon gevoerd.
Eensklaps stond hij stil.
Wat was dat geweest? - Een kreet van smart, van angst of van pijn? - Had Freule Aurora dien geslaakt?
Hij had de hand al aan den deurknop. Niets meer. - Ja, toch! Hij hoorde een woest, hartstochtelijk klagen, en daartusschen Aurora's stem, die bedarend en bemoedigend sprak.
Zij was ongedeerd.
Met een zucht van verademing liet hij de deur weer los en hervatte zijne wandeling. Doch het was wel of de stemmen der sprekers hem nu achtervolgden. Zij hadden den gedempten toon laten varen.