Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] Rust. Nu ligt als een zachtdroomend meer de zee Onder den hemel, waar geen zuchtje gaat; En 't slanke helm, als moede kindren, staat Op 't duin zoo stil, als droomde 't dommlend mee. 't Droomt àl: het strakke strand, de hooge kust, Wegkleinend in het laag van lang verschiet, De stille lucht, waarvan 't azuur vervliet In 't wijkend wijd der kim: visioen van rust. En door de stilte, 't mat wegglijdend gaan, Voel ik de Groote Ruste mij zoo na .... Voel ik mijn hart, als zwoegde 't hijgend voort Naar effen rust - ik, die geen rust versta, Maar smacht naar kracht om daad en levend woord! - Met elken hartslag machteloozer slaan .... Vorige Volgende