Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Aggy. De morgen droomt in den lichten tuin: Een lichtfestijn Midde' in bloemgeschijn, En in dien droom lichtkindje klein, Grootoogig, op voetjes fijn. Geurenneurende zachte jasmijn, En vroolijke roosjes, mondjes half open, En gouden regen, Neergezegen Om haar te vertellen die aan komt loopen, Hoe mooi een morgen kan zijn. En paarse seringen die 't groen doen lachen, En in het gras zóóvele gele Boterbloempjes op gouden stelen, - Heel den tuin door! [pagina 52] [p. 52] En vlinders daartusschen, En grappige musschen, 't Kopje op den grond of zij grond willen kussen. Zij - in àl kijken en wondren er vóór. Heel hoog òp nu haar hoofdje klein; Beweeg der voetjes..., Een àlverblij'n Waarheen die gaan langs het licht geloover; Gansch haar slank gestaltetje over Toover Van lenteschijn. Vorige Volgende