Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Ovér de stille, stille sneeuw. Over de stille, Stille sneeuw, Diep uit de verte, Onder de lage Malv'-witte luchten Nadert het tinklen Tinklen, tinklen, 't Gulzilvrig rinklen Aanzwellend, klankwellend, Uitschuddend, zwierend Een sleep van geluidjes: Schelklikke klankjes, Pretdolle zangkjes, Rap, druk, uitvierend In vreugdvlugge schatering Bellekens-klatering, [pagina 24] [p. 24] Speldronken gierend 't Open gekamert der stille ooren in, 't Hoofd soezensvol van het blij-hel geting; 't Ledig der stil-zware lucht, 't zwijgend veld Vleug ligsnel vol van klankvlindertjes, spatjes, Vonkjes van dartelheid, veel duizend tikjes Van lachjes, snikjes Van dolheid, helzilvrig ontweld Aan het voortsproeiend, wegspoeiend Rinklen, rinklen, Tinklen, tinklen, Lustigjes, luchtigjes, IJler en fijner Over 't stille... stillere... Sneeuwloome... veld... Vorige Volgende