Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Sneeuw. Wat losse vlokjes vlos als duivedons, Vol rust van dauwe en maanglans, dauweblank, In veel blank wittig licht.... al meer en meer. Elk vlokje een vleugje rust uit Groote Rust; Elk vlokje een vleugje glans uit Woon van Droom. Stroom van wit licht nu.... witte vleugeltjes, Sneeuwdragertjes in haastig liefblij komen; Alles gedempt, onwerklijk bij dat kuisch En kinderlijk gekoom in glansgestroom. Een teeder nederzweven, lichtestil. Een toegedek van klank met handjes blank. 't Zwarte en te luide schuile, dat het Reine Een wijle op aarde in sneeuweluister wijle.... Een verre wijken van wat Leven scheen.... - Luister van 't Ongerepte Reine alleen. Vorige Volgende