Auersperg boog de knie en kuste de hem toegestoken hand, maar zijn tred was langzaam en zwaar toen hij de keizerlijke tent verliet.
Vader Hubertus had eerst laat zijn nachtleger opgezocht.
- De jonkvrouw is 's Keizers gast en de wacht in goede handen,’ had graaf Heribald hem op zijn vraag daaromtrent geantwoord.
Toch had hij het noodig geoordeeld zich daarvan te overtuigen.
De nacht was klaar en koud. Veel sterren.
Graaf Auersperg had zich een paar vachten voor den ingang van Roswitha's tent laten spreiden en deelde er de nachtwake met de schildwachten, reé bij elk gerucht.
Vader Hubertus voelde zijn arm in een ijzeren vuist gekneld, vóórdat hij zich rekenschap kon geven van waar de greep kwam.
Hij werd buiten het gehoor der tent gevoerd.
- Goed vriend, goed vriend,’ haastte hij zich te zeggen.
- Gij ziet het, wij hebben dezelfde gedachte. Ga gerust slapen, eerwaarde vader,’ fluisterde graaf Auersperg, die hem nu eerst herkende.
Vader Hubertus wreef zich den arm en volgde den gegeven wenk.