zit je veilig, en kost voor een mond meer komt er niet op aan.’
Hij sloot de deur zorgvuldig af en stak den sleutel bij zich.
Ridder Dagobert moest het weten.
Maar in de gang draalde hij.
Hoe zou hij daarover beginnen? Govert had niets goeds in den zin.... Bij den heiligen Bonifacius! zijn woorden kwamen hem hoe langer hoe dreigender voor. Ridder Dagobert moest Govert niet laten gaan!
Hij greep onwillekeurig naar den sleutel in zijn wambuis, deed twee stappen vooruit en draalde weer.
- Wat heb-je Wolf? Je kijkt zoo donker als een onweerswolk,’ vroeg Roswitha die hem tegenkwam.
- 't Is niet alle dag jaarmarkt, jonkvrouw Roswitha,’ gaf Wolf ten antwoord
Daarna loosde hij een zwaren zucht, liep de gang ten eind en klopte bij ridder Dagobert aan.
- Het blijft bij wat ik heb gezegd. Ik kan geen straf opleggen voor iets dat nog niet gedaan werd,’ zeide ridder Dagobert, nadat Wolf tamelijk onsamenhangend en verward zijn vrees had meegedeeld. ‘Govert gaat zoodra hij beter is.’
Maar toen hield bij Wolf alle schroom als bij tooverslag op.
Goverts bedreiging sprong hem van de lippen.
Ridder Dagobert keerde zich af.
- Nu zal 't komen,’ meende Wolf.
Maar er kwam niets, en Wolf droop af.
In de gang haalde hij diep adem.
- Den sleutel geef ik niet af,’ zei hij bij zichzelf. Ik zal tegelijkertijd gevangenbewaarder en heelmeester zijn, en het zal lang duren vóórdat ik Govert voor hersteld verklaar. Komt tijd, komt raad. Govert weet meer dan hij zegt.... O, dat bezoek, dat bezoek!.... Jonkvrouw Godelieve is een engel. En zij heeft onze jonkvrouw goed gedaan. Maar engelen kunnen zelfs onheil aanbrengen als zij op ongelegen tijd komen!’
Doch na verloop van een twintigtal dagen moest hij Govert