- Wat ben-je anders dan ik, heel anders.... Zoo zou ik ook willen zijn,’ zeiden dan haar oogen.
- Heeft Godelieve niet veel van mijn eigen lieve moeder, en van u, toen u jong was, tante Gonda?’ vroeg zij eens.
Wat zij zich had voorgesteld van Godelieves verblijf was waar geworden:
In vlakte en veld, in bosch en bergland, te paard, te voet en in huis altijd met Godelieve samen!
Roswitha's lach klonk soms als vogelgejubel.
- Haar heeft toch zoo'n eigen jong portuurtje ontbroken,’ merkte Wolf tot Janna aan.
Godelieve reed nu dagelijks uit met Roswitha en haar vader. Niet de minste in het paardrijden, al verkoos zij een vrouwenzadel boven het losse dek waarop Roswitha zoo thuis was. Godelieve hielp tante Gonda bij huiselijk bestier of huiselijke bezigheden, en dat zoo rustig en vaardig en goed.
Roswitha bekeek menigmaal haar eigen bruine handen, weinig gewend aan vrouwelijken arbeid, wanneer zij Godelieve bezig zag met de borduurnaald, den korf met kleurige zijde en wol naast haar, werkende aan wat later de woning versieren en aangenamer maken zou. Geen nuttelooze of beuzelachtige arbeid in die tijden, toen meest alle versiering en alle comfort uitging van vaardige vrouwehand, en vinding- en kunstrijken vrouwengeest.
Godelieve had een groot werk ontworpen voor een der wandvlakken tusschen de ramen in de bovenzaal: De heilige Joris die den draak overwint. Roswitha had toegekeken hoe Godelieve eerst op de te verwerken stof in groote omtrekken het weer te gevene had geteekend en later aangevuld. Nu groeide langzaam aan in warme schitterende kleuren de figuur van den jongen koenen kampioen, steek voor steek, heel zeker en heel fijn. Vooral het ten deel door den helm bedekte gelaat met de ernstige dwingende oogen en den vastgesloten mond. Het gelaat toch heel jong en vol, het blonde type van krachtigen Germaanschen stam.