Opstellen over Colijn van Rijssele en andere Rederijkers
(1958)–Eugène de Bock– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
VII. Privilegies en subsidiesDe rederijkers hebben verschillende privilegies genoten. Te 's Gravenpolder op Zuid-Beveland moest in de 16e eeuw de molenaar jaarlijks aan het Schuttersgilde en aan de Kamer van rethorijke een zak tarwe afstaan, of de waarde daarvanGa naar eind1. De rederijkers van de Mechelse Pioen verschijnen in 1561 te Antwerpen allen met ‘een geweer en zwaard’ aan de zijde, wat wel niet gebruikelijk was op zulke feesten maar wat volgens hun privilegie mocht. Een Spaans auteur schrijft in 1552 dat zij veel meer voorrechten en vrijheden genieten dan de andere broederschappen en onder alle instellingen van de gemeenschap de meest eervolle positie innemenGa naar eind2. Zij schijnen over het algemeen vrijgesteld te zijn geweest van zekere accijnsen, op het bier of de wijn (voor verbruik in de kamer, niet individueel), en van schuttersdiensten ter bewaking van de stad. Was het aantal leden van een kamer niet reglementair beperkt, dan werd toch het aantal vrijgestelden vastgelegd. Volgens het oorspronkelijke privilegie van de Olijftak te Antwerpen waren 150 leden vrijgesteldGa naar eind3, welk aantal in 1560 tot 75 verminderd werd en in 1618 tot 50Ga naar eind4. Te Brussel wordt in 1657 het aantal leden van een rederijkerskamer vastgesteld op 60, omdat ze alle vrijgesteld zijn van wachtdienst mits een jaarlijkse betaling van twaalf guldenGa naar eind5. In 1643 vraagt de Antwerpse Goudbloem ‘vrydom van accijse ende impost van sesse tonnen biers sjaers, tot het houden van de jaerlicse comparutiedagen, ende drye amen wijns totte feeste der voors. guldeGa naar eind6’. Bovendien worden vele kamers, misschien wel alle, door de stad gesubsidieerd. In 1490 krijgen de Goudbloem en de Violier ieder 12 rijnsguldens 's jaars van de stad AntwerpenGa naar eind7. In 1548 krijgen de rederijkers van Geraardsbergen ‘over dat zylieden speelden 'tspel van Missias in de kercke, metgaeders | |
[pagina 72]
| |
noch een ander’ van de magistraat 6 pond. In 1532 vragen de vier kamers van Gent aan de schepenen een jaarlijkse subsidie zoals ‘in de andere steden van Vlaenderen als Brugge, Ypre, Audenaerde, Dendermonde enz.Ga naar eind8’. Zij krijgen ieder 3 ponden grote of 36 lb. parisis, op voorwaarde ‘van t'huerlieder coste te doen vertooghen acht waghenspelen 't sjaers... elcke camere twee spelen... voorts in incomsten... doen vertooghen zulcke figueren ende spelen, als daer toe dienen ende behooren sullenGa naar eind9’. Zeven jaar later grijpt er het grote landjuweel plaats. De belangstelling van de stadsbesturen is duidelijk. Als in 1538 de Gentse bode te Oudenaarde het landjuweel is komen aankondigen vergadert de Grote Raad (burgemeester en schepenen, raadslieden en dekens van de neringen) om maatregelen te nemen voor een behoorlijke deelnameGa naar eind10. Er wordt een nieuw blazoen geschilderd, een nieuwe paruur genaaid, en gedichten en spelen worden ontworpen. In bijzondere gevallen is de magistraat extra vrijgevig. In 1442 betaalt de stad Oudenaarde een vergoeding ‘over den cost die sy ghehad hadden int winnen van den upperste prise, die ter Sluis metten esbatemente ghewonnen was’ aan de reeds genoemde ‘Beusaert Snypin, amman, met syne speelgenotenGa naar eind11’. In 1539 geeft Brugge een toelage van 150 gr. aan de H. Geest voor zijn inkomen te GentGa naar eind12. Wanneer de Olijftak in 1565 te Brussel een prijs heeft behaald, wendt hij zich tot de magistraat met de mededeling dat hij er o.a. voor drie banketten 1450 gulden heeft betaald. Hij doet het op rijm: Doe betrouwden wy u miltheyt, dat ghy ons hoopken cleene
Nyet en zoudt laeten de cost...
Wy zyn de taxkens, Ghy eerw. heeren den mast.
Hij krijgt 200 en dan nog eens 200 guldenGa naar eind13. Andere subsidies gelden de auteurs of factors van opgevoerde spelen persoonlijk. Hun anonimiteit was dus zeker niet absoluut. Kalff haalt de voorbeelden aan van de jaarwedde die in 1465 te Brugge aan Anthonis de Roovere wordt toegekend en in 1471 te Brussel aan Colijn Caillieu (12 peters van 54 plakken, en van de pogingen die Aalst in 1513 aanwendt om de rederijker Joos van Coye uit Oudenaarde tot zich te lokken, waarop de stad Oudenaarde hem behoudt mits een som gelds, | |
[pagina 73]
| |
zoals ze reeds vroeger ‘eene geldelyke heuschede’ verleend heeft aan Andries van der Meulen voor een gedicht en aan de factor Jan van Spiere voor het regelen van een feestvieringGa naar eind14, en in 1533 aan Meester Jan, de schoolmeester, acht stopen wijn zal schenken om met zijn leerlingen een spel gespeeld te hebben in de kerkGa naar eind15. Bij de geboorte van Filips II, in 1527, krijgen de auteurs van de te Oudenaarde opgevoerde zinnespelen Jan van Asselt 2 ponden par., Jan van den Vivere 4 en Matthijs de Castelein 5Ga naar eind16. Te Lier schijnen in 1466 twee auteurs een vergoeding te hebben ontvangen: Anthonis de Roovere en Henrick BalGa naar eind17. De kamers kunnen ook zelf honoreren. Voor het opvrolijken van het schietspel van St.-Joris te Gent in 1497 worden vijf spelen besteld en betaald aan Vincent StuerbautGa naar eind18. Latere voorbeelden zijn: Lodewijk van den Berghe, factor van de Lelybroeders te Diest, uit haar as verrezen in 1602 bij de installatie van de door Alva ontvoerde prins Philips-Willem van Oranje als heer van de stad, die jaarlijks twaalf Rijnsguldens krijgt, alsook vrij gelag op de comparutiedagen, en ‘sal gehouden wesen hunne refereynen, ageringhen of eenige andere dichten te oversien, wysen, leerende beste form ofte styl enz. des versocht syndeGa naar eind19’; Ysermans, factor van de Olijftak, die in de 17e eeuw van de kamer 1 gl. 16 st. per honderd verzen krijgt (hij schijnt niet rijk te zijn; hij herstelt de kleren en dient bij de maaltijden)Ga naar eind20 en de ‘seer experte facteur ofte poëte’ die van de Goudbloem te Antwerpen een ‘gagie’ van 40 gulden 's jaars ontvangt, d.i. bijna de helft van de kamerhuur die 100 gulden bedraagtGa naar eind21. In 1533 wordt door dertien ‘facteurs, personnagen en beminders’ van de H. Geest te Brugge onderling overeengekomen dat wie ‘eenighe prijsen, wyn ofte geldt winnen zullen met esbatementen, spelen van sinne, liedekens, ofte intreijen’, de helft zullen afstaan aan de prins ten behoeve van de kamerGa naar eind22. |
|