Opstellen over Colijn van Rijssele en andere Rederijkers
(1958)–Eugène de Bock– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
II. Verband met de kerk en de staatHet verband met de kerk bepaalt grotendeels het wezen van de kamers. De kerk beheerst het maatschappelijk en het persoonlijk leven. Haar leerstellingen zijn het belangrijkste, waar ook de rederijkers aan te denken hebben. In 1457 schrijft De Roovere te Brugge een Lof vanden heilighen Sacramente, getuigend van theologische studie, dat door de kerkelijke overheid zeer geprezen wordt, ‘gheconsenteert ende toegelaten openbaer in de H. Kercke’Ga naar eind1. Als te Brussel in de aanvang van de 16e eeuw een bijzondere eredienst voor Onze Lieve Vrouw der Zeven Smarten ingang begint te vinden, is dat vooral aan de Leliebroeders te dankenGa naar eind2. De kamer van Het Boeck schrijft er in 1512 een dichtwedstrijd uit voor een Lof van Maria, die gewonnen wordt door broeder Jacop van Eenghem van het Dominikanenklooster aldaar. ‘Den prys worde met grooten triumphe ende spel van musiken heerlijck tot in haer cloostere ghebracht’ en al de bekroonde gedichten worden aan de St. Joriskerk te Antwerpen geschonken, waar er elke zondag een ter lezing wordt uitgehangen; daar is namelijk een van de warmste verdedigers van de leer der Onbevlekte Ontvangenis, voor welker propaganda de wedstrijd dienen moest, Claes van den Langhewatere, governer van de broederschap van die naamGa naar eind3. Een Lof ter ere van de heilige Drievuldigheid door Jan Moenaert wordt uitgehangen in St. Donaas te BruggeGa naar eind4. Als in 1502 te Antwerpen een prijskamp wordt uitgeschreven voor refreinen ter ere van St. Jeroom worden er zoveel ingezonden dat het voorlezen ervan, op de Grote Markt, duurt tot bij middernachtGa naar eind5. Uit deze belangstelling van de ontwikkelde burgerij in de vragen van de godsdienst groeit de latere reformatie. Dienen de rederijkers de kerk, de kerk dient de gemeenschap. In de processie te Brugge worden nog in de 17e eeuw | |
[pagina 18]
| |
met luide stem twee gedichten voorgedragen, het ene over de slag bij de Pevelenberg van 1304, het andere over een hongersnood die de stad in 1588 teisterdeGa naar eind6. Het zelfde gebeurt in Frankrijk: Als in 1508 Poitiers door de pest geteisterd wordt en de oogst mislukt wordt een mysteriespel opgevoerd. In 1509 wordt er een gespeeld te Rouan om te bedanken voor de regenGa naar eind7. Kerk en samenleving zijn met elkaar doorwevenGa naar eind8. De ‘kaart’ van de rederijkers van Hulst waarmede in 1483 de rederijkers worden opgeroepen voor een wedstrijd vermeldt dat behandeld mag worden alle ‘materie... van Gode, Marien, Ons Heeren transfiguratien ofte van eenighen andren sancten ofte sanctinnen, gheestelic of werelic, te toecomste des werelts ofte thende des werelts, van der blijscap des eeuwichs levens, ofte van der droufheit of pijnen der hellen, van den ouden testaments ofte nyeuwe, scriftuerlic, natuerlic of figuerlic, exemplen ofte poetrye, ofte alsulcke materien als elc van hunlieden begrijpen wille ofte can...’Ga naar eind9. De rederijkers worden zozeer dienaars van de kerk geacht dat legenden ontstaan over hun werkzaamheid. Als Jan van Hulst in 1428 te Brugge de kamer van de Heilige Geest opricht, zegt de legende, en daar dertien gezellen voor verenigd heeft, komt een duif binnengevlogen en laat een rolletje vallen waarop de kenspreuk geschreven staat die de kamer moet aannemenGa naar eind10. Een ander mirakel geschiedt tijdens een opvoering van de Rosieren te Dendermonde: een raaf komt er op het toneel gevlogen als de profeet Elias moet gespijsd worden, en als hij in zijn wagen opstijgt blinkt de hemel zodanig dat men er niet kan naar zienGa naar eind11. Processies en wat daarbij hoorde werden met eerbied omringd. In de voormiddag van een processie generaal te Brugge, zoals er bijv. na de slag van Pavia een gehouden werd, was het verboden een ambacht of nering uit te oefenen en taveernen open te houdenGa naar eind12. We weten niet of in Vlaamse steden het verbod zich ook uitstrekte over de uren waarop de spelen werden opgevoerd, maar het is bekend dat te Seurre bij Dijon in 1496 onder de opvoering van een mystère alle handenarbeid verboden was; de poorten waren gesloten, de ledige stad werd door bewapenden doortrokken, de klokken zwegen, de kerkelijke diensten werden verschovenGa naar eind13. | |
[pagina 19]
| |
Over een voorstelling van de Zeven Weeën van Maria in 1493 te Mechelen, die door Filips de Schone werd bijgewoond, zegde een ooggetuige later tot Keizer Karel: ‘ende hoe wel dit vertooch vijf uren lanck duurde, nochtans ten was niemanden verdrietelyck oft moeyelyck, noch oock uwen Vader hoewel hy noch jonck was: niemant en haeckte naer 't eynde’. Volgens dezelfde getuige werden door de toeschouwers ‘ontallycke tranen ghestort’Ga naar eind14. De rederijkers staan even zeer in dienst van de burgerlijke overheid. Typerend voor de verhouding tussen de kerkelijke, de burgerlijke en de literaire sferen is de ordonnantie van Middelburg van 1515, die luidt dat de stad jaarlijks zal onderhouden de speelwagen van de rederijkers en hen geven per maand 5 sch. en wanneer de stad ‘enige victorie maeckt’ zo zullen die van de rhetorica gehouden zijn te spelen en de eer van de stad daar te bewaren, hetzij met esbattementen hetzij met staande spelen; zij zullen ook gehouden zijn jaarlijks te spelen dertien staande spelen, op de jaarmarkt, op Nieuwjaarsavond en Drie-Koningenavond naar oude gewoonte, op Sacramentsdag en op Ommegangsdag en de ommegang en processies te helpen stellen en onderhoudenGa naar eind15. Te Oudenaarde ordonneert de burgerlijke overheid dat alle zeven jaar de Passie zal gespeeld worden, en in 1541 wordt er besloten dat met de vernieuwing van de wet tafelspelen en esbattementen zullen worden opgevoerd, en op Palmzondag, in de Paasweek en met Pinksteren zinnespelenGa naar eind16. Te Lier moet ieder van de twee kamers ieder jaar verscheidene dagen achtereen een stuk spelen. In 1477 doet Maximiliaan van Oostenrijk, als hij geld nodig heeft voor de oorlog, te Brugge wagenspelen opvoeren tegen Frankrijk, maar ‘het grauw’ slaat aan 't muiten en kwetst en verjaagt de spelersGa naar eind17. In 1457 spelen zes wijken en een voorgeborgte van Brussel ieder een spel op de geboorte van Maria van Burgondië. In 1525 vertonen de twee kamers van Oudenaarde vóor het stadhuis ieder een spel van zinnen op de zegepraal van Pavia, en in verscheidene wijken worden esbattementen opgevoerd; Matthijs de Castelein maakt een refrein op ‘het lot des geluks’Ga naar eind18. In 1508 geeft de magistraat van Oudenaarde kannen wijn ‘den scolen (= kamers) ende andere ghesel- | |
[pagina 20]
| |
scapen van rhetorijke, tot VII in ghetalle’ voor de ‘dialoghen ende abatementen’ die ze gespeeld hebben om de vrede van Kamerijk te vierenGa naar eind19. Nog in 1628 wordt een sacramentspel genoemd Het Paradijs ‘ghegheven te spelen den Kersauwieren van Pamele, by laste van Schepenen van Audenaerde’Ga naar eind20. Zo hoort het initiatief nu eens bij de magistraat, dan weer bij de rederijkers; overleg moet er steeds zijn vermits de manifestaties meestal op de markt gebeuren. De Eglantier van Hoogstraten wordt dan ook volgens een ordonnantie van 1533 gezegd op te treden ‘tot verchieringhe, augmentatie ende verbeteringe’ van de gemeenteGa naar eind21. Oudenaarde beloont in 1462 ‘Janne Van den Vivere ende den ghesellen vander Rhetorijcke, van dat sy bezich gheweest hadden, ende ghestelt in ordinancie, hoe men onsen gheduchten heere, tsijnen blijden eersten incommen binnen deser stede, ontfanghen zoude’Ga naar eind22. Overal worden de rederijkers, de dichters hiervoor gebruikt. In Frankrijk wordt de intrede van de koning in 1591 nog toevertrouwd aan Ronsard en DoratGa naar eind23 en in 1603 regelen Ben Jonson, Dekker en Middleton de ‘pageants’ bij de kroning van Jacob I in EngelandGa naar eind24. En het loont wel de moeite, deze manifestaties aan de beste geesten van de tijd toe te vertrouwen. Te Gent wordt in 1458 bij de intrede van Filips de Goede, die op het hoogtepunt van zijn macht staat en met de gemeenten in vrede leeft, de indrukwekkende voorstelling van het Lam Gods van Van Eyck op een toneel gebrachtGa naar eind25. Bij de Torrepoort is in levende beelden de historie van David en Abigaïl te zien (een gelijktijdige kronijk noemt dat een ‘misterye’) en boven het water voor de Hoofdbrug is een touw gespannen, waaraan een ‘hemel’ hangt die open gaat voor een engel die neerdaalt voor een paviljoen op een groen eiland, het paviljoen wegneemt en Jezus te voorschijn laat komen met iets verder Sint Jan en Sint Pieter die zitten te vissen; Sint Pieter wil naar Jezus toe maar raakt tot aan de schouders in het water, waarop hij een schriftrol ontvouwt met de woorden ‘Domine salvum me fac’; Jezus antwoordt met een rol ‘Modicae fidei quare dubitasti’. En zo is er meer. Alle gebouwen en voorname woningen zijn versierd en gedurende vier nachten is de stad verlicht met duizenden toortsen. In deze feestelijke omgeving zitten de gilden aan, | |
[pagina 21]
| |
die van de schippers op een grote pleit op de Leie, achter het Vleeshuis, gemaakt naar de manier van een grote kogge met twee kastelen, bestrooid met gras, behangen met groene lakens, wapenschilden en wimpels en verlicht door 431 toortsen. Boven in de mast zit een wonderlijk geklede man tussen de schilden van de hertog en van de nering en dertien brandende toortsen. Beiderzijds zitten veertig man geknield op het dek met een toorts in de hand. Er zijn allegorische figuren als Abraham, Moses en de kinderen van Israël. In het water drijven zeeridders en een uit twee kinderen gevormde zeemeermin. Er staat een aanrecht bedekt met kostbaar verguld en zilveren vaatwerk en een lange tafel ‘daer de goede lieden van der selver neeringhe an saten, etende, drinkende, goede chiere makende, ende hilden heerlyken staet met trompers ende speelders ende bedreven uutnemende ryckelycke feeste ende ghenouchte om minen gheduchten heere te verblydene’Ga naar eind26. In deze feestkultuur staat Vlaanderen ongetwijfeld vooraan. In een studie over de renaissance schrijft André Chastel dat een van de vroegste voorbeelden van een de stad transformerend dekor de intrede van Leo X te Florence is in 1515Ga naar eind27, maar in dat zelfde jaar doet Keizer Karel reeds zijn intrede te Brugge doorheen een overvloedige straatversiering met pylonen, triomfbogen en toneelverhogen, begeleid door vijfhonderd fakkels, en met hem, in deze kortstondige architectuur, de Italiaanse renaissanceGa naar eind28. Als Keizer Karel te Gent geboren is in 1500 worden er tonelen opgericht om spelen te vertonen, 's avonds wordt de stad verlicht met toortsen en worden grote vuren aangestoken. Als de prins gedoopt wordt, wordt van het hof tot aan de kerk éen voet boven de grond een met tapijten overdekte ‘gaanderij’ gebouwd, verlicht met achttienhonderd toortsen en lopend onder zegebogen waarop muzikanten zitten. Van de toren van de St. Nikolaaskerk naar het Belfort wordt hoog in de lucht door de schaliedekker van de stad een brug van touwen gespannen, met toortsen en lantarens verlicht, waarop over en weer wordt gewandeldGa naar eind29. Houwaert verhaalt in zijn ‘Sommare beschrijvinghe van de triumphelijcke incomst van Aerts-hertoge Matthias binnen die Princelijcke stadt van Brus- | |
[pagina 22]
| |
sele’ hoe ‘die clocke der blyschappen namelijck die Storme... door haren excellenten uytnemenden thoon de herten vande menschen soo wonderlijck heeft beroert ende met vreughden beweeght dat sy soo veel mans, vrouwen, ionghelingen en dochters uytghelockt heeft, dat het volck inde straten ende op de merckten crielden... inder vueghen datmen al dringhende nauwelijck door die straten en cost ghegaen: noch sachmen tvolck met sulcken liefde, eendrachticheyt, vrinschappen en vreughden wandelen en solaceren, datmen niet en hoorde datter inde gheheele stadt eenich romoer, iae dat meer is, eenich quaet woordt ghesproken was... Tvolck deckte van grooter vreughden die tafelen op der straten, daer sy minnelijck uyt goede vrinschap tsamen aten ende droncken, bradende aen die groote vieren die ter aerden ghemaeckt waren gansen, braytverckenen, velthoenderen, capuynen ende kiekenen: daer hoordemen refereynen baladen ende rondeelen pronuncieren ende tusschen beyde seer recreativelijck spelen, singhen, vrolijck dansen en springhen... Och hoe ghenuechlijck waert te aenschouwen die minnelijcke pourmeneringhe van d'amoreuse gelieven... hoe vreughdelijck was om hooren die melodieuse soete harmonije vande diversche stemmen ende clinckende instrumenten...’Ga naar eind30. Het openbaar leven is zinvol en plastisch. Als in 1450 de Hansa getracht heeft haar stapel van Brugge naar Deventer en daarna naar Utrecht te verleggen en in 1457, in haar verwachtingen teleurgesteld, begeleid door de burgemeesters van Lubeck, Hamburg en Bremen over Antwerpen, Mechelen en Gent is teruggekeerd waar ze overal verwelkomd werd, houdt ze met tweehonderd man te paard een feestelijke intocht en wordt er de hele nacht feest gevierdGa naar eind31. Te Antwerpen begeven de kooplieden in de 16e eeuw zich steeds stoetsgewijs naar de beurs, in rijke kledij, sommigen door muzikanten voorafgegaan. Aan deze inschakeling van het volk in de grote feesten zal echter een einde komen. Na de strijd tegen Spanje vallen o.a. de levende beelden bij de intochten weg, daar er geen rederijkers meer zijn om ze te vertonen. Rubens vervangt ze in 1635 door zijn geschilderde panelen. In de 18e eeuw krijgt het publiek alleen maar vuurwerk te zien. |
|