- Mielke heeft toch gebiecht, - zei Lieven, - dat is 't bijzonderste.
- Het is nu bijna avond, - schoot Michiel in.
- Het is lastig alzoo de een reis na de andere te doen zonder genoegzame rust, - voegde Maria er bij.
- Met hier en daar te wachten in de staties hangt gij et een heelen dag aan, - wist Lieven, - de trams en de bommeltreins zitten daar niets mee in.
- Zult gij u niet laten overhalen? - vroeg Melia, - wij waren er allen zoo op uit...
- Het kan niet zijn.
- Ge kunt niet meer dan wat ge kunt, - hernam Lieven.
- Luistert, vrienden, gij hebt een krans kinderen rond u. Verbeeldt u dat er u maar één overblijft, en dat die eenige in stervensnood is, en dat gij verlangt mij bij uw stervend kind te zien...
- Het is niet zeker dat het zoo erg is, - prakkezeerde weerom Melia.
- Hij vraagt het H. Oliesel, is dat niet erg?
- De pastoor van ginder zal het doen!
- De ouders troosten, het kind troosten...
- Er hangt een konijn gereed voor morgen, en wij meenden heel den dag niet te werken...
- Zwijg, vrouwe, - wedervoer eindelijk de man met gezag, - mijnheer pastoor weet best wat hij te doen heeft. Gij zult wel eens wat vroeger terugkomen, niet waar, mijnheer? Morgen zijn wij al te zamen in de kerk te zes uur. Het is den eersten keer niet, dat wij het hof alleen laten om Onzen Heer te dienen.
Daarop fietste Michiel naar het naaste postbureel met het telegram, en ik voegde er een tweede bij voor Serafien, om hem naar de statie te verzoeken voor den avondtrein.
* * *