zelfde kleur hield de weerbarstige krullen te saam.
‘Hoe vindt U me, grootma?’
‘Snoezig kind. Ik zou zeggen haast te mooi, te fijn.’
‘Maar 'k zal er netjes op zijn.’
‘Heeft de naaister het gemaakt?’
‘Neen tante Else, ik bedoel... moeder. Ik mocht zelf stalen uitzoeken. Ik vond het erg lief van... tante... moeder. U ook niet?’
‘Zeker, 't was heel lief,’ klonk het droogjes.
‘Zorg nu maar, dat deze jurk geen bron van verdriet voor je wordt.’
‘Van verdriet? Waarom?’
‘Ja zeker van verdriet. Je weet, hoe netjes je aanstaand moedertje is en hoe slordig je zelf bent. Ieder vlekje, ieder scheurtje loopt op een standje uit.’
Greet trok een pruillip. Hè, wat was grootmoeder nu vervelend. Gelukkig, daar luidde de eerste gong, het sein tot vereenigen in de ontvangkamer.
‘O grootma, komt u gauw mee, er zijn zooveel gastenin de ontvangkamer. Geeft U mij een arm, dan geleid ik U aan tafel. O, ik vind het dolletjes.’
Greets stemming wees al weer mooi weer aan en die steeg nog aanmerkelijk, toen ze met grootmoeder bij het vroolijke clubje in de ontvangkamer kwam. Wat zag ze daar? Daar kwam moeder binnen met een heel stelletje vriendjes en vriendinnetjes. En moeder had nog al gezegd, dat ze 's avonds zouden genoodigd