Die goede, trouwe Sien vertelde niet, hoe ze toch werken wou, vaak ondanks pijnlijke rheumatiek.
'k Ben maar wat blij, dat we het samen zoo goed vinden kunnen,’ zei mevrouw eens tegen Sien. En ze vervolgde: ‘'k Heb je toch maar de opperheerschappij ontnomen.’
‘Die past ook beter in uw handen. En wat 't vinden kunnen aangaat, wie zou het nou met U niet kunnen vinden?’
Mevrouw Huyser lachte eens. Toen gleed er een schaduw over het vriendelijk gezicht. Kon iedereen het met haar vinden? En Greetje dan?
Dagelijks vielen er van die kleine, onaangename dingen voor, die wolkjes zijn aan den huiselijken hemel en die de prettigste stemming bederven. 't Was eigenlijk al dadelijk begonnen. Mevrouw Huyser had alle kamers een schoonmaakbeurt gegeven. Alles moest als 't ware een nieuwen gloed hebben. Kamers en kasten waren met bezems gekeerd. Toen Greetjes kast aan de beurt was, had mevrouw zuchtend het hoofd geschud. Wat was dat ook een janboel! ‘Hoe krijgt het kind het zoo?’ had mevrouw tegen Sientje gezegd.
‘O, die smijt altijd alles maar neer,’ lichtte Sien in.
Het speelgoed kreeg op de bovenste plank een plaats. Dat was toch niet meer dagelijks in gebruik. De boeken kwamen wat lager en werden naar grootte gerangschikt. Nog een plank lager kwamen de school-