| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Groot verdriet.
Tante Else was de Kerstdagen en ook Oud-en-Nieuw op 't notarishuis blijven vieren. Sien was er dankbaar voor geweest, want ‘de juffer nam zooveel uit den weg.’
Ook de jongens hadden het prettig gevonden. Als tante Else er was, behoefde je je nooit te vervelen, ze wist zooveel leuke dingen te bedenken, ze kon je zoo heerlijk met alles helpen, net zoo goed met je schoolwerk als met je knutselwerk.
Alleen Greet had de heele Kerstvacantie met een gezicht als een oorworm door 't huis geloopen. Tante, die alles opmerkte, die nooit rommel kon zien, die juist op dingen gesteld was, waar zij, Greetje, niets om gaf. Tante wou b.v. niet, dat ze een mooi boek in handen had als 't niet gekaft was, dat ze haar schort aan den kapstok liet hangen, in plaats van het voor te doen, dat ze uit ging met een mantel, waar de knoopen aan bengelden. Dat waren voor Greet dingen van niets en dat tante daar altijd maar weer op hamerde.
| |
| |
Nu, ze wou er zich zoo min mogelijk aan storen. Tante Else was hier toch zeker niet de baas.
‘'t Is een portret,’ zei Sientje vaak in zichzelf, als ze zag hoe Greet van haar eigen kamertje een uitdragerij had gemaakt. Tante Else had er een paar keer iets van gezegd en verder had ze maar gezwegen. 't Gaf toch niets.
‘Maar 't zit de juffer dwars,’ dacht Sien. Ja, tante Else had deze vacantie veel van Greet verdragen en veel van haar door de vingers gezien. Ze had zoo gehoopt dit wonder-moeilijke karaktertje te winnen door liefde en zachtheid. Als tante Else Greet zoo naar zich toetrok en zoo echt moederlijk met haar sprak, hadden de blauwe kijkers van Greet haar vaak verbaasd aangestaard. Waarom was tante den laatsten tijd zoo anders dan anders? Zooveel geduldiger dan ooit?
Op zekeren avond, juist toen meneer Huyser zijn dochtertje wegens verregaande brutaliteit van tafel gestuurd had, kwam Greet te weten, waarom tante Else omgeven was, als door een waas van geluk.
Ze was boos naar haar kamertje gevlucht, had de petroleumkachel aangestoken en zat juist met de handen onder 't hoofd in de zwartste stemming haar jaartallen teleeren, toen de deur open ging. Hè, vader? Vader kwam niet vaak op haar kamer.
‘Ik kom eens met je praten Greet.’ 't Klonk ernstig, maar niet onvriendelijk. Greet verwachtte
| |
| |
niet anders dan een strenge berisping over haar gedrag. Ze zou beginnen met zich te verdedigen.
‘Vader, de jongens...’
‘Zwijg, Greet. We zullen dat laten rusten.’
Zou ze nu straf krijgen? Misschien Zondag niet mogen eten bij Mies van den dokter? Als een boetvaardig zondaresje boog ze het hoofd, al maar turend naar de bladzijde jaartallen.
‘We zullen nu maar alles vergeven en vergeten, wat gepasseerd is,’ sprak vader. Hij legde zijn groote hand op Greetjes hand. Blij, verrast keek ze op. Wat deed vader wonderlijk! Zoo kende ze hem niet.
‘Ik kom je wat prettigs vertellen.’
‘O ja!’ Haar gezichtje blonk van blijde verwachting. Misschien mocht ze mee naar een uitvoering of naar een leuke kindervoorstelling.
‘Greetje,’ vader nam haar hand in de zijne, ‘je krijgt een moedertje, kind.’
Even stilte. Greet wist heusch zoo gauw niet, of ze daar blij mee moest zijn.
‘Kun je denken Greet, wie je nieuwe moedertje worden zal?’
‘Neen vader. Toe, zegt u 't gauw. Dan weet ik meteen, of ik er blij mee ben.’
‘Nu, raad eens.’
‘Heusch vader, ik kan het niet raden. Maar 't is natuurlijk een schat. Niet zoo erg oud, niet zoo erg netjes, zooals tante Else b.v....’
| |
| |
‘'t Is tante Else.’
‘Tante Else!!!’
Wanneer het plafond eensklaps naar beneden was komen vallen, had Greet niet meer verwonderd, niet meer verschrikt kunnen kijken. Tante Else haar nieuwe moeder! Ze kon 't niet bevatten. En ze kon er zich in 't geheel niet over verblijden.’
‘Greetje, ben je er blij mee?’ Er was iets smeekends in den toon van meneer Huyser, alsof hij half bang was, dat het antwoord anders zou uitvallen, dan hij wel hoopte.
‘Blij vader? Och, 'k weet niet. 'k Vind het zoo gek.’
‘Tante Else heeft al in zooveel dingen moeders plaats vervuld, dat je 't heelemaal niet gek moest vinden. Jou vertel ik dit het eerst, omdat ik van jou een stellige belofte eisch, dat je voor je nieuwe moeder een aardige, lieve dochter zult zijn.’
Greet speelde met de kwastjes van haar centuur. Nu het groote nieuws even bezonk, voelde ze niets geen blijdschap. Alle dagen tante Else hier, dat beteekende: alle dagen netjes je boel opruimen, niet met bengelende knoopen aan je mantel loopen, geen ongemanierde woorden gebruiken, niet... Hè, ze werd er kriebelig en zeeziek van, als ze daar allemaal aan dacht.
't Was wel jammer, dat haar nu heelemaal niet te binnen schoten ontelbare vriendelijke diensten, heerlijke hulp bij huiswerk en lessen, en die gezellige,
| |
| |
‘Tante Else!!!’
| |
| |
warme sfeer, die tante Else altijd om zich heen wist te scheppen.
‘Was tante Else daarom van de week zoo lief?’ zei Greet op een toon, alsof Tante Else heelemaal niet lief had mogen zijn.
‘Tante Else is altijd lief en in 't bizonder tegenover jou, die 't zoo zelden verdient. Maar je belooft me anders te worden?’
‘Och 'k weet niet. Ik kan me eigen toch niet anders maken,’ klonk het min of meer brutale antwoord.
‘Je verstaat me goed. Ik eisch, dat je je behoorlijk gedragen zult tegenover je nieuwe moeder. Ben je tegen de keer in, dan ga je naar Haarlem, naar grootmoeder.’ Het goedige gezicht van meneer Huyser stond nu strak en effen. Greet wist het wel: vader was niet gauw boos, maar als hij het werd, dan moest je oppassen.
Ze boog het schuldige hoofdje en zweeg wijselijk.
‘Geef me antwoord, Greet.’
‘Och ja,’ klonk het wrevelig.
‘Neen, niet: och ja, maar flink: ja vader, en anders..’
Verschrikt keek Greet naar vaders rood gelaat, naar de gezwollen aderen bij zijn slapen. Nu was hij boos, echt boos.
‘Ja vader,’ zei ze gauw.
‘Waag het niet ooit deze belofte te breken, want ik verzeker je, dat ik mijn bedreiging uitvoer.’
| |
| |
Toen vader de kamer uit was, lei Greet het hoofd op beide armen en snikte het uit, als was haar het grootste onrecht geschied. Ze had zich nog niet lang aan haar ingebeelde droefheid overgegeven, toen weer haar kamerdeur openging en Jan en Frans naar binnen kwamen stuiven.
‘Greet, Greet, weet je 't al?’ jubelde Frans.
‘Tante Else wordt onze moeder,’ riep Jan, blij de eerste te zijn, die het prettige nieuws aan zijn zusje vertelde.
‘Ben je ziek? Wat heb je?’ vroeg Frans min of meer bezorgd.
Greet keek even de beide broers met haar betraande oogen aan.
‘Huil je?’ vroegen ze tegelijk. ‘Wat is er toch?’
‘Vinden jullie het nu heusch prettig, dat tante Else onze moeder wordt?’ snikte Greet opnieuw.
‘Je bent gek,’ zei Jan uit den grond van zijn hart.
‘Juffrouw Slons moet nu alle dagen haar boel opbergen,’ sarde Frans.
‘Toe plaaggeesten, ga alsjeblieft weg.’ Greet werd van bedroefd boos. Ze richtte zich op, balde de vuisten en 't zou heusch op een kloppartij zijn uitgeloopen, als Jan, een echte Joris-Goedbloed, niet de minste was geweest.
‘Hè Greet, stel je nu niet aan, we kwamen juist bij jou om raad voor een reuze-leuk plan,’ zei hij sussend.
| |
| |
‘Wat voor plan?’ vroeg ze op kwasi onverschilligen toon. Misschien kwam er toch heusch nog iets prettigs.
‘We krijgen den volgenden Zaterdag een groote partij,’ begon Frans.
‘Een groote partij!’ Greetjes zakdoek werd in haar zak gestoken. De nieuwsgierigheid joeg de droefheid op de vlucht.
‘Vader geeft een diner en noodigt allerlei bekende families uit het dorp en de omgeving,’ vertelde Jan.
‘Dan moesten wij met elkaar iets leuks doen,’ begon Frans.
‘Wat leuks?’ vroeg Greet.
‘Een comedie-stukje of zoo iets,’ zei Jan.
Greet kon bizonder goed voordragen, dus ze juichte het denkbeeld van ganscher harte toe. ‘'k Weet zoo'n massa leuke dingen. Zou Oma ook komen?’
‘Ja, Oma komt ook met juffrouw Horst,’ sprak Jan.
‘We mogen toch zeker kinderen vragen?,’ informeerde Greet.
‘Dat mogen jullie,’ klonk opeens een vriendelijke stem. Daar was tante Else ongemerkt binnen gekomen. Meneer Huyser had haar verteld, hoe heel verschillend Greet en de jongens het groote nieuws hadden opgenomen. Nu was het juist tante Else's heilig voornemen Greetje door groote liefde te winnen. Wat viel het haar mee, de drie kinderen daar zoo vroolijk
| |
| |
te hooren babbelen over de aanstaande feestelijkheden. Op Greta's gezichtje was geen spoor van tranen meer te zien.
‘Nu, noem eens op, wie wilden jullie vragen?’ begon tante Else, toen het drietal haar zwijgend aanstaarde, ieder vervuld van eigen gedachten.
‘'k Moet er nog eens over denken,’ zei Greet en 't had er veel van, of haar stemming weer eenige graden daalde.
Tante Else zette zich op den rand van Greet's ledikant, streek de plooien glad van haar helder-wit verpleegsterschort en zei toen met eenige aandoening in haar stem: ‘Kinderen, vinden jullie het heusch een beetje prettig, dat ik jullie moedertje word?’
‘Ik vind het heerlijk,’ zei Frans spontaan. Hij sloeg zijn arm om tantes hals, kuste haar hartelijk en fluisterde: ‘moeder’.
Tante Else was haar aandoening niet langer meester. Groote tranen biggelden langs haar wangen.
‘U moet niet huilen. Ik vind het ook zoo prettig, dat U mijn moedertje wordt,’ zei Jan, terwijl zijn lippen verraderlijk trilden.
Greet keek van den een naar den ander. Huichelen kon ze niet. 't Liefst was ze nu maar heengegaan.
‘Vind je 't heel naar, Greet?’ vroeg tante Else op ernstigen toon. Haar geluk zou eerst volkomen zijn, als dat blonde meisjeskopje zich aan haar overgaf.
‘Soms houd ik wel veel van U,’ zei Greet in een
| |
| |
behoefte om toch ook iets vriendelijks te zeggen.
‘Laten we dan maar hopen dat soms vaak en misschien
Greet keek van den een naar den ander.
eenmaal altijd wordt. Willen we daar elkaar een kus opgeven?’
‘Ja,’ knikte Greet. En toen haar hoofdje op tantes schouder rustte, voelde ze toch iets veiligs, iets, dat ze niet onder woorden kon brengen, maar dat toch
| |
| |
heel heerlijk was. Onbewust gevoelde ze het, dat tante Else hen allen zou beschermen en leiden met een sterke, moederlijke liefde.
‘Ziezoo mijn Trio. De kennismaking heeft plaats gehad. Beschouw me nu als je moeder, die alles voor jullie wil doen, alles voor jullie overheeft. En nu gaan we gezellig praten over de naderende festiviteiten.’
De tongen kwamen los. Elk had een idee, elk had een verlangen. Ze zouden er zeker uren gezeten hebben, als meneer Huyser niet eens was komen kijken, waar zijn troepje toch zat.
Van terzijde keek vader naar zijn wispelturig dochtertje. De bui was weer over. Toch was vaders hart lang niet zoo gerust, als dat van tante Else. Hij kende zijn Greetje zoo door en door. Hij wist hoeveel goeds, maar helaas ook hoeveel kwaads daar in dat meisjeshart schuilde. Als Greet van haar nieuwe moeder zou gaan houden, moesten er heel wat leelijke plekjes verdwijnen. Maar nu was er een feeststemming in het notarishuis en die deelde zich aan alle huisgenooten mee.
|
|