Neen, Huizinga, niet: In de schaduwen van morgen. Maar: In het licht van den komenden dag. Eenige opmerkingen naar aanleiding van Huizinga's "In de schaduwen van morgen"
(ca. 1936)–P.R. Blok– Auteursrecht onbekend6. Bijgeloof.Zeer merkwaardig is zeker het hoofdstuk over Bijgeloof. Merkwaardig in dit opzicht, dat blijkbaar door den schrijver nog steeds allerlei godsdienstig-geloovige opvattingen omtrent de mogelijk bovennatuurlijke (en deels zelfs natuurlijke) verklaringen, voorbeschiktheden en teekenen, beschouwd worden als onzin. Het schijnt hem ontgaan te zijn, dat naast de reeds hierboven geconstateerde terugkeer naar Godsgeloof, het besef bij duizenden herleefd is: dat niet alles in en buiten ons leven kan worden verklaard op huiselijk-natuurkundige wijze, dan wel kalmweg als ‘dat weten we niet en dus is er ook niets van aan’ kan worden opgehangen aan de kapstok met het bordje ‘onbekend’. Vele, zeer vele van al dergelijke beschouwingen en gedachtensferen, die schrijver ‘bijgeloof’ gelieft te noemen, hebben met eigenlijk ‘bijgeloof’ niets te maken. Het ‘touchwood’, de mascotte, zijn misschien bijgeloof. Daaronder begrijp ik dan tevens het gelooven aan allerlei op niets berustende en door niets gesteunde en op allerlei gronden wellicht dadelijk onaanvaardbare kleine teekenen, waarin ook de klassieke cultuur zoo sterk was (vlucht der vogels voor vertrek op reis, spin op avond of ochtend en dgl.). | |
[pagina 13]
| |
Maar wanneer het betreft gedachten en overtuigingen, die sinds tientallen eeuwen steeds weer in de menschelijke ziel zijn teruggekomen, dan mag men dat niet met die andere feitjes over één kam scheren. Zoo ligt bijvoorbeeld in alle oude mythen, sagen en legenden, waaraan te gelooven dan bijgeloof zou zijn, zeer zeker een oerkern van historische waarheid. Bij deze meening ben ik in goed gezelschap. Schrijft niet Prof. Dacqué in zijn zoo uitermate lezenswaardig boek ‘Urwelt, Sage und Menschheit’Ga naar voetnoot1): ‘Ist das alles Gegenstandlose Phantasie? Die aufgeklärte Wissenschaft unserer Tage will es uns vielfach noch glauben lassen, weil das alles nicht zum primitiven Diluvialmenschen enz., nicht zu dem stabilen astronomischen Weltbild unserer Tage passt.’ ‘Stets, wenn mir Kosmogenieën oder Sagenbücher oder Erläuterungen zu solchen in die Hand kamen, musste ich mich über die Wirklichkeitsfremdheit der literarischen Erklärungen wundern, wo oft, wie absichtlich, einfache, naturgeschichtlich mögliche Zusammenhänge in mythischen Schilderungen und Symbolen nicht erkannt werden und unmittelbar Darstehendes nicht gesehen wird.’ En even verder zegt hij over die mythen en legenden: ‘von Wert in sofern als sie eben immer noch Träger und Vermittler des ursprünglichen glutgeborenen und wirklich gehauten geheimen Lebens sind, das zu dem einfach gläubigen aus Ihnen spricht. Denn immer enthalten die Mythen und Sagen bei aller Entstellung unverwüstbar ihr lebendiges naturhistorisches oder metaphysisches Geheimnis.’ Hetzelfde geldt ten aanzien van de astrologie. Hierbij natuurlijk geheel terzijde latende het geknoei van op geld beluste bedriegers, moet toch worden erkend dat, indien juist is dat in groote lijnen 's werelds loop en ons leven van te voren is vastgelegd - voldoende ruimte latende voor persoonlijke kleine wendingen ten goede of ten kwade - dat dan allerminst uitgesloten moet worden geacht, dat in de constellatie van het overige heelal, buiten onze aarde, iets | |
[pagina 14]
| |
te vinden kan zijn, dat aanwijzingen geeft omtrent de constellatie en vooruitzichten van onze eigen wereld, de Aarde en 's menschen toekomst. Is het uitgesloten dat oude oervolken, of hunne nakomelingen zooals de zigeuners, daarvan nog iets meer zich bewust of onbewust herinneren, al laat ik een zeer groote marge voor, zelfs, de objectieve betrouwbaarheid van hunne verklaringen en beweringen. Hetzelfde geldt voor b.v. de helderhoorendheid, de helderziendheid (de psychometrie!), de handlijnkunde en dgl. Nogmaals, men moet met die verschijnselen en verklaringen natuurlijk uiterst voorzichtig zijn bij het aannemen van de juistheid van de uitleggingen. Maar dat is hier niet aan de orde. Aan de orde is alléén de vraag of het ‘bijgeloof’ is, of het op zichzelf absoluut onzin is. En men heeft niet het recht dit te zeggen, omdat men dat niet wéét. Met een belachelijk maken van het eischen van een horoscoop van een sollicitant naar een betrekking, mag men er zich niet afmaken. Indien Prof. Huizinga gezegd had: ik hecht er niet aan want het is objectief te weinig betrouwbaar, het is te onzeker, men mag er geen beslissende waarde aan hechten want men weet er te weinig van, dan zou ieder een dergelijke meening kunnen begrijpen. Maar eenvoudig zeggen: het is bijgeloof en onzin, gaat verder dan mag, omdat de mensch weet, althans indien hij geloovig is of voldoende zelfcontrole heeft, dat de mensch nu eenmaal zeer onvolkomen is en zeker in de laatste tientallen eeuwen aanmerkelijk achteruitgegaan in de gevoeligheid voor de dingen der natuur (in algemeenen zin), en zeker onvolkomen is in de wetenschap van en het inzicht in het oneindige, zoodat hij slechts is en blijft een mensch gekluisterd met de kluisters van het mensch-zijn. De neigingen om als niet-onmogelijk te beschouwen wat in genoemde opvattingen besloten ligt en de overtuiging dat er misschien meer waarheid in ligt dan we de laatste decenniën gedacht hebben, zijn uitingen van een langzamerhand bij den mensch terugkeerend besef, dat de aarde niet in het heelal rondzweeft alléén en zonder doel, maar dat zij wellicht - met alles en allen die zich daarop bevinden - deel uitmaakt van een welgeordend geheel, dat zijn bestaan vervult volgens vaste regelen en volgens den wil van de | |
[pagina 15]
| |
Almacht, of men deze God noemt of Jahwe of Allah of nog anders. De reactie van deze opgekomen neigingen is wellicht een overdrijving. Evenzoo is volgens sommigen het fascisme een overdreven reactie op communisme, socialisme en zoogenaamd liberalisme. Maar evenmin als de kern en het wezen van het fascisme worden aangetast door enkele excessen, evenmin als een onjuiste toepassing van het parlementarisme het goede van de liberale gedachte (in de goede en oorspronkelijke beteekenis!) vermag te bezoedelen, evenmin tast eventueel misbruik de mogelijk interne waarheid aan van bovenvermelde overtuigingen en geloof. |
|