Neen, Huizinga, niet: In de schaduwen van morgen. Maar: In het licht van den komenden dag. Eenige opmerkingen naar aanleiding van Huizinga's "In de schaduwen van morgen"
(ca. 1936)–P.R. Blok– Auteursrecht onbekend
[pagina 8]
| |
Ik ben van meening dat ook hier weer de zaak niet juist gesteld wordt. Honderd jaar, vijftig jaar geleden werd nog algemeen aan geloof gedaan. Voor een groot deel der menschen bestond dit echter slechts in een formeel geloofsleven, d.w.z. in een kerkgang op Zondag en andere vaste dagen, het ter catechisatie zenden van de kinderen, en het bezoek ontvangen van en bij den zieleherder. Terwijl ik er zeker van overtuigd ben, dat bij velen dit alles onderschraagd werd door een werkelijk diepgeworteld en dagelijks beseft en hooggehouden Godsgeloof, ben ik er eveneens zeker van dat 80% het zuiver bij bedoeld formeel geloof lieten. Zelfs waren er velen die alleen op Oudejaarsavond ‘ter kerke’ gingen en daarmede het bewijs leverden dat, hoewel alle inwendige Godsgeloof niet was verdwenen, dit toch uiterst zelden iets verder kwam dan tot op den drempel van het dagelijksch leven. Toen de materialistisch-exact-wetenschappelijke sfeer doordrong tegen het eind der 19e en de eerste decenniën der 20e eeuw, bleef er van dat formeele geloofsvernisje al heel weinig over en breidden de kringen van het niet-gelooven zich enorm uit. En dan zou nu in de woelende zee van den allerlaatsten tijd ‘de Rede weer tot het geloof haar toevlucht zoeken om haar afbraak te voorkomen’? Zeer zeker is dit niet het geval. De Rede en de materialistisch-exact-wetenschappelijke levensbeschouwing gaan onverdroten voort en terecht. Het is een geheel zelfstandig leven dat hier gegroeid is en nog dagelijks groeit. Maar juist dóór het zoeken van den mensch naar meer houvast voor zichzelf, en zijn niet langer willen vertrouwen in de afwezigheid van geloof, heeft hij sinds de laatste decenniën getast naar iets hoogers, daarbij de waarde en groei van de Rede intact latende. En zoo zien we dan aan alle zijden een zoeken, een enorm uitgebreid, sterk gewild zoeken naar iets hoogers. We vinden dit in allerlei nuanceeringen vanaf de Soefibewegingen, Oxfordbeweging, Christian science en Theosofie, Leger des Heils, Rozenkruizers, Spiritualisme (Spiritisme), tot de Rotaryclub toe, en in alle nuanceeringen der oudere en moderne kerken. Zoekt Prof. Huizinga eigenlijk niet zelf? Maar ook zien we een zoeken van geheele volken naar beter | |
[pagina 9]
| |
bestaan, naar onderschraging van hun bestaan door geloof, geloof in God, geloof in een Leider, geloof in zichzelf. Ik zie groot en duidelijk verband tusschen het zoeken van volken en staten naar deze idealen, naar dit geloof, en het zoeken van den individueelen mensch naar een hersteld geloof in God en in zichzelf. Men kan die bewegingen, dat zoeken niet maar wegpraten of de beteekenis ervan verminderen door het geven van onklare voorstellingen omtrent de bedoelingen, ondergrond of uiterlijk waarneembare kenteekenen, die natuurlijk uiterst weinig zeggen. Dan gaat men inderdaad door de boomen het bosch niet meer zien. En wanneer men een beweging gaat beoordeelen naar het feit, dat die beweging zich met een ‘uniformpet’ siert, dan wijst dit wel op een, laten we zeggen, extraordinair subjectieve beschouwing, waaraan men zich niet schuldig mag maken als men waarde blijft hechten aan den naam van een onpartijdig beschouwer. Wat die verschillende geloofsrichtingen betreft, zou ik speciaal één richting willen noemen, die zoo vaak verkeerd wordt beoordeeld. Ik bedoel het Spiritisme. Dit wordt dikwijls becritiseerd en tevens veroordeeld door buitenstaanders, die niets anders weten dan dat ‘ze aan geesten doen’. Maar ze weten niet of negeeren het feit, dat naast het vaste en innige geloof aan het in geestentoestand voortleven van onze zielen (en in de mogelijkheid van contact met de afgestorvenen), het Spiritisme in de eerste plaats brengt een geloof in God en in zichzelf, in de waarde van eigen bestaan. Het Spiritisme is een Geloof. Wie wel eens wijdingsavonden en Zondagochtendlezingen in dat milieu heeft meegemaakt, kan niet anders dan de vaste overtuiging meegedragen hebben, dat daar een sfeer van onderling vertrouwen en van onderlinge vriendschap en liefde heerscht, die allerminst onder doet voor die van andere godsdienstig-geloovige kringen.Ga naar voetnoot1) En van een op-sensatie-belustheid of van ongezonde nieuwsgierigheid is geen sprake. Men dient voor hun geloof, | |
[pagina 10]
| |
zoo innig gemeend, respect te hebben, evenzeer als voor ieder ander geloof, dat oprecht is en rust en vertrouwen schenkt. Geven bovendien niet zelfs parapsychologen als Dr. P.A. Dietz (Leiden) en Dr. W.N.C. Tenhaeff (Utrecht) toeGa naar voetnoot1), dat een materialistische oplossing van die problemen als onmogelijk moet worden beschouwd en dat het zeer waarschijnlijk zal blijken (bij de diverse onderzoekingen), dat naast die gevallen, welke animistisch en met behulp der psycho-analyse verklaard kunnen worden, er andere zijn, waarvoor een andere verklaring gegeven dient te worden - misschien een spiritistische - daar in elk geval het Spiritisme een verklaring geeft, die, eenmaal aangenomen, inderdaad de oplossing brengt?Ga naar voetnoot2) Waar dus op allerlei wijze de mensch zoekende is naar rust en vertrouwen en op dien weg aan alle kanten zijn Geloof terugvindt, naast zijn blijvende bewustheid van de Rede, ben ik van oordeel dat dit samengaan tot een hooger leven en geluk zal leiden, en voor zeer, zeer velen reeds geleid heeft, dan de mensch vijftig jaar geleden deelachtig was bij zijn oude, enkel formeele geloof dan wel bij de golf van enkel zien naar de Rede, en dat dus ook in dit opzicht voor hem een betere tijd, niet: misschien wel eens zal aanbreken, maar daadwerkelijk aan alle zijden reeds aangebroken is. Ook in dit opzicht staan we reeds in het volle licht van den komenden dag. |
|