Neen, Huizinga, niet: In de schaduwen van morgen. Maar: In het licht van den komenden dag. Eenige opmerkingen naar aanleiding van Huizinga's "In de schaduwen van morgen"
(ca. 1936)–P.R. Blok– Auteursrecht onbekend2. Ondergangsstemmingen?Wij leven in een bezeten wereld? Hoezoo? Men denkt toch niet dat deze tegenwoordige wereld in verhouding anders is dan de wereld van de middeleeuwen met zijn absolute geweld- en vrijbuiterspolitiek, algeheele openbare onveiligheid en meest dwaze begrippen op allerlei gebied? Zegt Prof Huizinga in zijn ‘Herfsttij der Middeleeuwen’Ga naar voetnoot1) niet: ‘Tegen rampen en gebrek was minder verzachting dan nu; zij kwamen geduchter en kwellender’. ‘En al de dingen des levens hadden een pronkende en gruwelijke openbaarheid’. ‘In Frankrijk een waanzinnige op den troon’, ‘wilde partijtwist’. ‘De twee schreeuwende moorden van 1407 en 1419, op Lodewijk van Orleans en op Jan Zonder Vrees’. Ik citeer slechts van enkele der eerste bladzijden. Was die wereld rustiger dan de onze? Is de tegenwoordige wereld anders dan in de woelige en gevaarlijke tijden van onzen strijd tegen Spanje, te land en ter zee, gedurende tachtig jaren? Anders dan die van de koortsachtige onrust van Europa tijdens Napoleon's wereldoorlogen? Maar ja, wèl geheel anders dan de wereld in den tijd, toen geschreven kon worden ‘De Familie Stastok’ en ‘Een onaangenaam mensch in den Haarlemmerhout’Ga naar voetnoot2), hoe waardevol overigens. En gelukkig, meen ik, want als er iets is | |
[pagina 5]
| |
dat onze tegenwoordige tijd vóór heeft boven dien van vijftig tot honderd jaar terug, dan is het dit, dat er weer bruisend leven is. En Nederland leeft mee! Maar waarom in het bijzonder onze wereld bezeten moet worden genoemd, zal mijns inziens ieder ontgaan, die tracht deze wereld van onpartijdig standpunt te bezien tegenover vroegere tijden. Ik ben overtuigd dat het niet erger is dan vroeger. Toen waren de gevaren, in hun tijd en verband en tegenover den individueelen mensch van toen gezien, minstens even groot. Waarschijnlijk grooter, omdat die gevaren niet zoo goed doorzien en in hunne mogelijkheden en gevolgen niet zoo gepeild waren als nu. Spenglers ‘Untergang des Abendlandes’ is met al de daarin liggende kennis en wijsheid een verkeerd boek. Het had beter niet kunnen verschijnen. Maakt een dergelijk boek de wereld of de menschen beter? Neen, en ik houd vol dat alleen diè boeken en andere publicaties recht van bestaan hebben, waarin een streven ligt naar verbetering in den meest ruimen zin. De worsteling van den mensch tot het licht, naar de eigen loutering en die van zijn omgeving en van de wereld, wordt geholpen en vergemakkelijkt door steunende woorden en gedachten van schrijvers en denkers, kunstenaars en eerlijk werkenden. Zij wordt verzwaard door pessimisme en droefgeestigheid. Ieder die in zijn leven peilt, kan vinden dat hij ten goede beïnvloed is geworden door opwekkende lectuur, kunst, vrienden, en, zoo niet ten kwade, dan toch tot somberheid, door sentimenteele, droevige woorden, klanken en daden. En het ligt maar aan onszelf, aan welke invloeden wij ons geven: ‘Een ieder bouwt zich zijn eigen wereld’Ga naar voetnoot1). |
|