Een nieuw liedt-boekje, genaamt het dubbelt Emausje, bestaende in eenige nieuwe liedekens
(1742)–Tannetge Kornelis Blok– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
Het Tweede Deel. Voor-reden van het Tweede Deel, tot den Lezer.
Wel Vrienden die ten tweeden maal,
Ter hand komt myn Amauste taal,
En denkt misschien in u gedagt,
Dit boere Meysje, is weerd belagt,
’t Is dwaasheid dat zy hier begint,
Dat zy haar zelven onderwint,
Te maken eenig Liet, of digt,
En komt dat brengen voor het ligt,
Ia maakt het door den druk gemeen,
Het oordeel ook van yder een,
Hier daar wy woonen in een Land,
Alwaar soo menig van verstand,
Zyn Rymen ons te lesen geeft,
Daar dit gedigt niet by en heeft,
Het is waar Vriende, ik beken,
Dat ik niet wijs genoeg en ben,
Te maken enig digt of liedt,
Maar siet het is myn eerste niet,
Want ik al over drie vier Iaar,
Wat heb gebragt in ’t openbaar,
Van ’t geen ik somtyds had gedaan,
En bood het doen de Ionkheid aan,
Het welk met een dankbaar hert,
Van haar ook aangenomen wert,
En niet alleen de Ionge lien,
Maar ook veel Oude boven dien,
Die hadden scheen in dese saak,
Al meed’ een sonderling vermaak,
Zoo dat ik was in korten tyd,
Al myn Emauste vreugde quyt,
| |
[pagina 54]
| |
En dat ik nu wel zeggen mag,
Gelijk voor delen Iacob plaag,
Ik ben te kleijn en veel te teer,
Dat gy aan my bewijst, ô Heer!
Want dat myn werk de lieden meest,
Is soet of aengenaem geweest.
Noem ik alleen des Heeren gunst,
En niet de waarde van de kunst.
Nu Vrienden, wie of waar gy zyt,
’k Versoek dat hy my niet benyt,
Al is ’t dat ik in dese zaak,
Myn leven somtyds wat vermaek,
Want als ik, ’t zy by nagt of dag,
Maar in dit Emaus wandelen mag.
Dat is myn Popje dat ik meê
Ben spelende, daar best te vreê,
En looft dien Godt die eeuwig leeft,
Die my dus grooten zegen geeft,
Waar door ik in het groene velt,
Myn Emausje heb ter neer gestelt:
Nu Zangers komt besiet nu weer,
Of hier wat is na u begeer.
Hier is wat nieuws voor u bereyt,
Komt singt eens met de boere Meyt.
Het zyn maar vrugten van het lant,
Die gy te Emaus vind geplant,
Al is ’t niet na de regte kunst,
Weet, ik beveel ’t in uwe gunst.
Leert Sterve. |
|