Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 3
(1925)–P.J. Blok– Auteursrecht onbekend
[pagina 703]
| |
Aanhangsel | |
[pagina 705]
| |
Bronnen der Nederlandsche geschiedenis
| |
[pagina 706]
| |
eerste deel zijner Mélanges historiquesGa naar voetnoot1). Gelukkig zijn wij thans in het bezit der uitgave van de Brieven van en aan Johan de Witt zelven, indertijd door Fruin voorbereid. Met belangrijke aanvulling en bewerking der door Fruin aangelegde verzameling hebben Kernkamp (voor het eerste deel) en Japikse deze uitgave, thans in 6 deelenGa naar voetnoot2) tot stand gebracht. Zoowel de kennis van de buitenlandsche als die van de binnenlandsche staatkunde benevens van de persoonlijke verhoudingen van De Witt worden door deze uitgave op uitnemende wijze toegelicht. Verder bezitten wij thans in de door Krämer bewerkte uitgave van de 3de Série der Archives de la Maison d'Orange-NassauGa naar voetnoot3) (1688-1702) een belangrijke bron voor de kennis der staatkundige en militaire denkbeelden van Willem III zooals die behandeld worden in zijn correspondentie met den raadpensionaris Heinsius; zoowel de buiten- als de binnenlandsche verhoudingen worden daarin besproken. Vele in engelsche archieven voorhanden brieven en stukken van dien vorst wachten nog op de uitgave, die ook voor onze geschiedenis van hoog belang zal zijnGa naar voetnoot4). Als half-officiëele werken zijn ook voor dit tijdvak, ten minste voor het eerste gedeelte daarvan, de zware deelen van Aitzema te beschouwen, opgevuld als zij zijn met hem verstrekte of door hem bemachtigde officiëele documenten, waarvan eerst na zijn dood in 1669 de dikwijls troebele herkomst is geblekenGa naar voetnoot5). De dordtsche conrector Lambert van den Bos (Silvius) zette met veel minder talent dit boek voort; de hartstocht, waarmede deze oranjegezinde in zijn Historiën onses tijds behelzende Saken van Staet en Oorlogh (1669-1679)Ga naar voetnoot6) tegen de De Witten, vooral tegen Cornelis de Witt, te velde trekt, vermindert zeer de waarde van dit vervolg, dat overigens, evenals Aitzema's werk zelf. belangrijke staatsstukken door een kort samengedrongen verhaal verbindt. Van den Bos' Tooneel des oorlogsGa naar voetnoot7) (sedert 1669) heeft evenmin veel waarde als zijn Leven en Bedrijf van Willem III (1694). Van dergelijken oorsprong, hoewel niet van denzelfden aard, is het uiterst belangrijke boek van Abraham de Wiquefort, Histoire des Provinces Unies des Pays-Bas, loopende over het tijdvak van 1648 af en door den schrijver voortgezet tot 1676Ga naar voetnoot8). Wicquefort was een dergelijk man als Aitzema, een diplomaat van ondergeschikten rang, ruim van geweten, los van leven, uiterst bekwaam maar nog minder vertrouwbaar dan deze; jegens De Witt, zijn beschermer, heeft hij zich een trouw en aanhankelijk vriend betoond. Hij was in 1606 te Amsterdam geboren uit een koopmansfamilieGa naar voetnoot9), studeerde te Leiden en ging daarna zijn geluk beproeven te Parijs, waar hij jaren lang in dubbelzinnige betrekkingen leefde en tot allerlei kringen toegang had. In 1646 werd hij resident van Brandenburg | |
[pagina 707]
| |
te Parijs maar zette ook in deze betrekking zijn leven vol intrige voort, totdat Mazarin, die ook zijn diensten betaalde, hem in 1659 gevangen zette en daarna deed verbannen. Toch bleef hij later nog met de fransche regeering in betrekking en was jaren lang een harer vaste en betaalde correspondenten in Den Haag, waar hij zich sedert 1662 voorgoed gevestigd had. Daar begaf hij zich in dienst van De Witt, dien hij als vertaler en bewerker van staatsstukken hielp. Hij werd hier ook resident van Polen en van Brunswijk-Luneburg en voerde staatkundige correspondentie met andere kleine duitsche vorsten en landen. Zijn voortreffelijke fransche stijl en zijn buitengewone kennis van staatszaken brachten De Witt ertoe hem in 1667, onder diens toezicht echter, het schrijven eener geschiedenis der Republiek sedert 1648 in den geest der heerschende partij door de Staten van Holland te doen opdragen. Het boek, merkwaardig door een onmiskenbaar streven naar gematigdheid in oordeel over de tegenpartij, werd door De Witt en Van Wimmenum nauwkeurig nagezien en verbeterd, maar was nog niet in druk, hoewel reeds voor een deel op de pers, toen de gebeurtenissen van 1672 het plan deden opschorten. Drie jaren later (Maart 1675) werd hij wegens toen ontdekt landverraad eerst op de Voorpoort te 's-Gravenhage, daarna op Loevestein gevangen gezet; tot eeuwige gevangenis met verbeurdverklaring van goederen veroordeeld, ontsnapte hij in Februari 1679 en vluchtte naar Celle in Brunswijk, waar hij in 1682 overleed. In de gevangenis en later vervolgde hij zijn boek. Hij schreef bovendien het beroemde werk L'ambassadeur et ses fonctions, een belangrijk handboek voor diplomaten van dien tijd, en de Mémoire touchant les ambassadeurs, waarin vele bijzonderheden over de praktijk der toenmalige diplomatie worden medegedeeld. Zijn met al zijn andere goederen verbeurdverklaarde papieren, daaronder de drukproeven van zijn groot boek, bleven voorloopig onder berusting van het Hof van Holland, totdat de uitgevers, die er recht op meenden te hebben, na veel moeite in 1719 eindelijk de eerste vier boeken, later meer, mochten drukken, welke druk echter bij het tiende boek in 1745 werd gestaakt om eerst in onzen tijd weder te worden opgenomen. Intusschen was lang na den dood van Wicquefort de voortzetting van zijn arbeid opgedragen aan den in 1684 naar de Republiek uitgeweken haagschen franschen predikant Jacques Basnage, die het werk zou vervolgen tot den vrede van UtrechtGa naar voetnoot1); maar Basnage maakte na kennismaking met Wicquefort's handschrift ernstige bezwaren daartegen en ontried zelfs de uitgave, welk oordeel door den deskundigen hollandschen gedeputeerde Lestevenon werd onderschreven. Zij stelden beiden een aantal ‘Remarques’ over zijn arbeid op, die intusschen in handschrift bleven. Basnage zelf, voortreffelijk geleerde, algemeen geacht en beschaafd man, groot vriend van den raadpensionaris Heinsius, die hem bij de vredesonderhandelingen te Utrecht als bemiddelaar gebruikte, werd nu op zijn beurt met de taak der samenstelling van een geschiedboek belast en schreef met gebruik van deze en andere papieren en staatsstukken zijn Annales des Provinces Unies (1648-1667)Ga naar voetnoot2), een veelszins te roemen geschrift, dat in vorm en onpartijdigheid boven dat van Wicquefort staat, doch niet in inzicht en kennis van zaken. Minder hoog staat het werk van den beroemden geneefschen polyhistor en veelschrijver Jean Leclerc, die in 1684 hoogleeraar aan het remonstrantsche seminarie te Amsterdam was geworden en in 1734 daar op hoogen ouderdom overleed. | |
[pagina 708]
| |
Onder zijn reusachtigen letterarbeid is ook zijn Histoire des Provinces Unies des Pays-Bas (1560-1716)Ga naar voetnoot1), een niet onverdienstelijke compilatie, met afbeeldingen van medailles enz. versierd. Boven al deze geschiedschrijvers staat voor dezen tijd Jan Wagenaar, de brave en, hoewel wittiaansch gezinde, steeds naar onpartijdigheid strevende amsterdamsche historieschrijver, die vooral in zijn over deze periode handelende deelen (XII tot XVI) toegang had tot belangrijke stukken en aanteekeningen van voorname staatslieden en bovendien nog over persoonlijke mededeelingen van allerlei aard kon beschikken, die het hem mogelijk maakten een in zijn droogheid vertrouwbaar verhaal van het gebeurde te boek te stellen, dat, wat den inhoud betreft, daarom tot het beste behoort, wat de oudere nederlandsche historiografie heeft aan te wijzen. Boven hem in letterkundig talent staat ongetwijfeld Geraert Brandt, dichter en uurwerkmaker, later remonstrantsch predikant te Hoorn en Amsterdam, de jongere vriend van Hooft en van zijn schoonvader Van Baerle, de bewonderaar, niet altijd de vriend, ook van Vondel. Hooft was zijn voorbeeld in stijl en opvatting. Hem volgde hij na, minder in zijn belangrijke maar partijdige Historie der ReformatieGa naar voetnoot2) dan wel in zijn Leven en bedrijf van den heere Michiel de RuiterGa naar voetnoot3) en in zijn voortreffelijke levensbeschrijvingen van Hooft en Vondel vóór de uitgave der Nederlandsche Historiën en van Vondel's Poëzy. Het Leven van Michiel De RuiterGa naar voetnoot4) blijft zijn meesterstuk, waarin hij Hooft overtreft door eenvoud en helderheid van stijl. Onder den verschen indruk der gebeurtenissen, die het vaderland aan den rand van den ondergang brachten, schreef Pieter Valckenier, agent der Staten in Zwitserland en verklaard oranjegezinde, zijn Verwerd Europa ofte polityke en historische beschrijvinge der waare fundamenten en oorsaken van de oorlogen en revolutien in Europa, voornamelijk in en omtrent de Nederlanden sedert den jare 1664Ga naar voetnoot5), waarbij nog een Vervolg tot 1675 werd gevoegd, alles met bijgevoegde ‘Authentyke stukken’, zonder letterkundige waarde en duidelijk het kenmerk dragend van zijn bedoeling om de staatkunde van Willem III in het beste licht te stellen. Zoo stelde ook de amsterdammer Tobias van Domselaer, behalve zijn belangrijke Beschrijvinge van Amsterdam, het werk Het ontroerde NederlandtGa naar voetnoot6) samen onder den indruk van wat hij beleefde en zonder aanspraak te maken op letterkundige waarde. Beide geschriften zijn van beteekenis wegens de authentieke stukken en mededeelingen van ooggetuigen, daarin vervat. Domselaer's boek vond in den jongeren zoon van Brandt, ook Geraert geheeten, een vervolger voor de jaren 1674 en 1675, waarover diens Tweejarige Geschiedenissen loopen. Deze werken staan, zoowel wat stijl als wat inhoud betreft, weinig hooger dan het journalistenwerk de Hollantse Mercurius, voortzetting van de oudere tijdkroniekenGa naar voetnoot7) en in 40 deelen, van 1650 tot 1690, verzameld, oorspronkelijk wekelijks verschenen en samengesteld uit beurs- en krantenberichten van algemeen belang, benevens uit de persoonlijke informatiën | |
[pagina 709]
| |
der bewerkers. Deze Mercurius, waarop sedert 1690 de Europische Mercurius volgt, geeft een goed beeld van den onmiddellijken indruk, door de gebeurtenissen op het publiek gemaakt, en is daarom voor de geschiedkundige beschrijving van den tijd onmisbaar. Over het algemeen was de Republiek zoowel in de 17de als in de 18de eeuw de hoofdzetel der journalistiek, die ook in fransche vertaling hare pennevruchten over een groot deel van Europa verspreidde en een gevreesde macht in de wereld wasGa naar voetnoot1). ‘Gazette de Hollande’ was de spreekwoordelijke staatkundige krant dier dagen, de Gazette d'Amsterdam, vertaalde amsterdamsche courant, met de leidsche, haarlemsche en utrechtsche kranten, de bron van allerlei nieuwsbladen ook zelfs te Parijs. De schrijvers verborgen zich onder het masker der anoniemiteit, wat dikwijls tot groote misbruiken, ja tot diplomatieke moeilijkheden aanleiding heeft gegeven. Vooral de fransche regeering beklaagde zich in de jaren van vrede na 1679 herhaaldelijk over de uitingen der fransche pers in de Republiek, die dikwijls door uitgeweken Franschen werden geïnspireerd; maar ook de Staten zelf moesten soms tegen leugenachtige, onbehoorlijke of onbescheiden krantenberichten krachtdadig optredenGa naar voetnoot2). De Mercure historique et politique, in 1686 gesticht door den uitgeweken hugenootschen veelschrijver Sandras de Courtilz en iedere maand verschijnend, was bijna een eeuw lang de meest algemeen verspreide dezer nieuwsbladen.
Onder de geschriften, die min of meer op het gebied der memoirenliteratuur behooren, komen als bronnen voor onze geschiedenis van dezen tijd in de eerste plaats in aanmerking de brieven en memoriën der buitenlandsche gezanten en agenten in Den Haag, met name die van Frankrijk en Engeland. Onder dezen bekleeden D'Estrades en D'Avaux, benevens Temple en Burnet een belangrijke plaats. D'Estrades' Lettres, mémoires et négociationsGa naar voetnoot3) geven een goed inzicht in de betrekkingen tusschen het fransche hof en De Witt, ook voor de binnenlandsche toestanden en de leidende persoonlijkheden der Republiek vóór 1672; de uitgave zijner geschriften is evenwel verre van volledig en nauwkeurig zooals gebleken is uit een gedeeltelijke vergelijking met het in het archief van Buitenlandsche Zaken te Parijs bewaarde materiaalGa naar voetnoot4). Even belangrijk zijn voor het tijdvak 1679-1688 de Négociations en Hollande van Jean Antoine de Mesme, graaf D'AvauxGa naar voetnoot5), die nog meer dan D'Estrades met hollandsche en friesche regenten in betrekking heeft gestaan. Voor den laatsten tijd van De Witt en den eersten van Willem III hebben de Works van sir William Temple, die behalve voor de zuiver staatkundige ook voor de economische toestanden in de Republiek een open oog had, groote beteekenis; zoowel zijn Letters en MemoirsGa naar voetnoot6) als zijn ObservationsGa naar voetnoot7) en MiscellaneaGa naar voetnoot8) zijn herhaaldelijk in het Fransch en Hollandsch vertaald en werden veel gelezen. Voor de fransche buitenlandsche politiek na 1648 vergelijke men thans het bovengenoemde Recueil des instructions des ambassadeurs de France, Vol. XXIII en XXIV, Hollande. | |
[pagina 710]
| |
Burnet's History of my own timesGa naar voetnoot1) geeft inzicht in de verhouding van prins Willem III tot Engeland en tot zijn gemalin, die haren hofprediker groot vertrouwen heeft geschonken, maar zij dient met zorgvuldige kritiek te worden gebruikt. Daartoe leveren de merkwaardige Lettres et mémoires van koningin Maria zelveGa naar voetnoot2), benevens haar daarbij behoorende, meestal in het Engelsch gestelde Memoirs and lettersGa naar voetnoot3), een voortreffelijk beeld van de edele vorstin en hare intiemste gevoelens. Voor de kennis van de omgeving des Prinsen zijn de Journalen van den jongeren Constantijn HuygensGa naar voetnoot4), hoezeer dikwijls in kleinigheden afdalend, van gewicht; de brieven, aanteekeningen en opmerkingen van zijn vaderGa naar voetnoot5) doen ons een blik slaan op de onverkwikkelijke toestanden in het Huis van Oranje tijdens de eenzame jeugd van den Oranjevorst. Willems verhouding tot zijn frieschen neef Hendrik Casimir II wordt het best nagegaan uit diens uitgegeven briefwisselingGa naar voetnoot6). Zijn staatkundige denkbeelden en moeilijkheden, waarmede hij in zijn binnen- en buitenlandsche staatkunde zoowel als in zijne militaire loopbaan had te kampen, worden, behalve uit zijn bovengenoemde door Krämer uitgegeven correspondentie met Heinsius, goed gekend uit zijn briefwisseling met zijn trouwen vriend WaldeckGa naar voetnoot7) en uit de belangrijke papieren van den raadpensionaris HeinsiusGa naar voetnoot8), uit die van Bentinck, zijn vertrouwde helpers in het werk zijns levens. Voor de studie der buitenlandsche staatkunde van het gansche tijdperk is van groot gewicht het belangrijke bronwerk van Mignet, Négociations relatives à la succession d'EspagneGa naar voetnoot9), waarbij het boek van Legrelle, La diplomatie française et la succession d'EspagneGa naar voetnoot10), behoort. Verder Von Srbik, Oesterreichische Staatsverträge, Niederlande, I (bis 1722)Ga naar voetnoot11). De groote tractaten zijn te vinden in het Corps Universel diplomatique van Du MontGa naar voetnoot12). Voor de binnenlandsche politieke toestanden zijn de aanteekeningen van den amsterdamschen schepen BontemantelGa naar voetnoot13) van groote waarde, vooral met betrekking tot de praktijk en de praktijken der stadsregeering. Voor binnen- en buitenlandsche politiek zijn de brieven van Pieter de Groot aan Abraham de Wicquefort uit den lateren tijdGa naar voetnoot14) benevens de Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der GoesGa naar voetnoot15) niet zonder gewicht, maar de laatste geven weinig anders dan den indruk weder van de bekende gebeurtenissen op een ambteloos burger der Republiek; de berijmde Geheugchenis van den aanzienlijken oud-gediende Coenraet | |
[pagina 711]
| |
Droste ontleent haar belang vooral aan de daarbij gevoegde aanteekeningen van FruinGa naar voetnoot1). Kleinere tijdperken uit deze periode worden toegelicht in het boek van Wijnne, De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk (1649-1650)Ga naar voetnoot2), waarin zeer vele onuitgegeven stukken over deze zaak aan het licht werden gebracht, vooral uit het archief te Dessau; in Gardiner's Documents on the first dutch warGa naar voetnoot3), belangrijk voor de geschiedenis van ons zeewezen, dat ook voor dezen tijd in De Jonge's Zeewezen en EliasGa naar voetnoot4) voortreffelijke beschrijvers en in Colenbrander's ZeeoorlogenGa naar voetnoot5) een belangrijke verzameling van stukken heeft gevonden; daarover van de engelsche zijde Pepys' Diaries (vooral voor het bestuur der engelsche zeemacht en de geleverde zeeslagen). Verder in dl. I en II van Van Sypesteyn's Bijdragen, waarin over het tijdvak van De Witt en in het bijzonder over den frieschen stadhouder Willem Frederik onuitgegeven stukken worden medegedeeld; in Thurloe's State Papers (1638-1660)Ga naar voetnoot6) en andere papieren van engelsche staatslieden van dien tijd als Arlington, Shaftesbury enz., van belang vooral voor onze betrekkingen tot Engeland en voor een groot deel beschreven in de Reports of the Historical Commission of in afzonderlijke uitgaven; in de tallooze bijlagen van boeken en studiën over het tijdperk ten onzent verschenen; in de aanteekeningen bij boeken als die van Geddes en Lefèvre Pontalis over Jan de Witt, als Lenting's uitgave der Histoire van Wicquefort, in de fransche Mémoires van dien tijd, waaronder voor ons land van belang zijn de zeer verspreide Mémoires du comte de GuicheGa naar voetnoot7), die den eersten munsterschen en den tweeden engelschen oorlog aan staatsche, den oorlog van 1672 aan fransche zijde medemaakte, en die van den prins van TarenteGa naar voetnoot8), die aan het hof van Frederik Hendrik en Willem II leefde en tot kort voor den grooten franschen oorlog een der voornaamste bevelhebbers van het staatsche leger was. Voor de kennis van dit leger zijn de in de groote uitgave van Ten Raa en de Bas, Het Staatsche Leger, dl. V (1643-1672) verzamelde gegevens van veel belang. Betreffende kunst, letteren, wetenschap, handel en nijverheid, zeden en gewoonten kan voor dit tijdvak gevoeglijk verwezen worden naar de aan het slot van het vorige overzichtGa naar voetnoot9) genoemde algemeene werken over de 17de eeuw, de ‘Gouden Eeuw’ onzer geschiedenis, die vooral in onzen tijd vele onderzoekers heeft aangetrokken en tallooze kleinere en grootere studiën op allerlei gebied heeft uitgelokt, waarvan vele onder de bladzijden van dit deel zijn aangewezen. |
|