Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1
(1923)–P.J. Blok– Auteursrecht onbekend
[pagina 679]
| |
Bij de kaartenDe kaarten, bij dit deel gevoegd, vereischen eenige toelichting. Wat men ook moge beweren, het staat vast, dat wij van de geologische gedaante van onze streken in de tijden vóór de 14de eeuw slechts zeer weinig weten, zoo weinig, dat alle kaarten van den geografischen toestand onzer gewesten, behoudens enkele vaststaande feiten, vóór die eeuw gezegd kunnen worden op louter fantasie te berusten. Sedert den oudsten tijd, waaromtrent berichten tot ons gekomen zijn - de dagen van Rome's heerschappij - tot in de 13de eeuw heeft de bodem van ons land zoo velerlei verandering ondergaan, voornamelijk aan de zeekust, dat het niet mogelijk is daarvan een zelfs bij benadering juist kartografisch beeld te geven. Toch meende ik, ten einde den lezer te gerieven, een paar kaarten van deze gewesten v*ó*ór de 13de eeuw te moeten opnemen met het doel om een blik te doen werpen op den vroegeren politieken toestand der streken, die later de Nederlanden zouden uitmaken. Bij de onmogelijkheid om den vorm van den bodem in dien ouden tijd naar waarheid af te beelden, deed ik - gelijk b.v. Van den Bergh op de kaart bij zijn Middelnederlandsche Geographie - geen poging om aan te wijzen, hoe misschien eenmaal nog in historischen tijd ons land er uit gezien heeft, maar ik nam eenvoudig voor de eerste twee kaarten den tegenwoordigen vorm, voor de derde dien in de 14de eeuw, waaromtrent wij meer wetenGa naar voetnoot1). No. 1 geeft dus een globale voorstelling van den politieken toestand van noordelijk Gallië en noordelijk Germanië, van de streken aan de monden van Rijn, Maas en Schelde, in de eerste eeuw onzer jaartelling. Ook dit beeld kon slechts bij benadering worden gegeven: de berichten der romeinsche en grieksche schrijvers - van Caesar, Tacitus, Plinius en Strabo voornamelijk dus - zijn dikwijls verward en zelfs tegenstrijdig, zoodat ook in dit opzicht een eenigszins hooge graad van nauwkeurigheid te veel geëischt is. Maar tot goed begrip van het in den tekst verhaalde is het wenschelijk bij benadering de woonplaats der toenmalige stammen, waarvan sprake is, en de ligging der voornaamste daar genoemde plaatsen aan te duiden. In No 2 trachtte ik op dezelfde wijze een beeld te geven van de gouwverdeeling onzer streken in de gde en 10de eeuw, zonder dat ik mij liet verleiden tot een poging om de juiste grenzen dier gouwen aan te wijzen. Men zal eenig verschil vinden met de meest in gebruik zijnde duitsche historische atlassen bij de aanwijzing der grenzen van Friesland en Lotharingen: zoowel Spruner-Menke als Droysen en anderen breiden het eerste veel te ver uitGa naar voetnoot2). | |
[pagina 680]
| |
No. 3 wijst den toestand in de 14de eeuw aan. Op de kleine schaal, die hier kon aangenomen worden, was het natuurlijk wederom niet mogelijk de grenzen der graafschappen volkomen juist aan te geven. Wie zal de veel later eerst nauwkeurig bepaalde veengrenzen van Holland en Utrecht, van Drente en de omliggende landen, van zoo menige andere streek willen aanwijzen? Evenmin kon de vorm der eilanden in de monden van Schelde en Maas en in West-Friesland of die der Noordzee-eilanden enz. nauwkeurig worden afgebeeld. Ook op de veelszins voortreffelijke kaart, door De Vries van Holland's Noorderkwartier in 1288 gegeven, is nog vrij wat onzeker en onjuistGa naar voetnoot1). Nog meer onzekerheid heerscht ten opzichte van den steeds wisselenden vorm der zeeuwsche eilanden (vgl. de lang niet nauwkeurige kaart van Dresselhuis)Ga naar voetnoot2), hoewel men met volle recht kan zeggen, dat hij niet veel geleek op dien van den tegenwoordigen tijd. Zoo moest ook met de Middelzee in Friesland, de Lauwerzee enz. eenigszins geschipperd worden.Ga naar voetnoot3). Ware er een grootere schaal gebruikt, ook de loop der hoofdrivieren, nog na de 13de eeuw zoo herhaaldelijk gewijzigd, had tot dergelijke moeilijkheden aanleiding gegeven. Ook hier dus wederom veel bij benadering. Toch zal men met behulp van deze schetskaart zich een vrij juist denkbeeld kunnen vormen van de politieke verdeeling onzer streken in de latere Middeleeuwen en de voornaamste plaatsen, in dit deel genoemd, kunnen terugvinden. No. 4 geeft een beeld van den bourgondischen tijd, thans naar aanleiding der door Beekman geteekende kaarten over die periode in den Geschiedkundigen Atlas van Nederland en die van de Zeventien Provinciën omstreeks 1555, waarbij de door hem en mij samengestelde teksten zijn te raadplegen. |
|