van minder wil laten betalen voor
museumbezoek, maar vandaar waarschijnlijk ook het vermoeden dat die ideële
gedachten het best geëffectueerd worden in echte socialistische samenlevingen.
Dat lijkt op het eerste gezicht juist.
In veel communistische landen kom je ongeveer voor niks in een museum, kranten en
tijdschriften kosten een habbekrats, film is ook bijna gratis, en
grammofoonplaten en boeken zijn vaak goedkoper dan apenootjes of een reep
chocola. Kunstenaars staan daarbij gemiddeld aanzienlijk hoger aangeschreven dan
in zogenaamde parlementaire democratieën. Hun sociale status is niet mis, ze
delen in het genot van velerlei emolumenten, kunnen duurdere kleren kopen dan
een dokter, en mogen soms vijf jaar doen over een werkstuk dat in de
kapitalistische wereld binnen vijf maanden moet zijn voltooid wil de artiest
niet van honger omkomen. In geen enkel westers land had Jiri Trnka kunnen doen
wat hij in de volksrepubliek Tsjechoslowakije deed: jaren prutsen aan een zeer
kostbare, uiterst luxueuze poppenfilm waarvoor, naar iedereen op z'n
antikapitalistische vingers kon natellen, nauwelijks een markt was waarop zelfs
maar de aanmaakkosten konden worden teruggewonnen. En nooit een Drees Jr (leeft
die eigenlijk nog?) in de buurt om de verkwisting een halt toe te roepen - zelfs
geen Van Doorn om de bioscooptarieven dan maar te verhogen. Bovendien, hoor je
altijd, vindt de kunst in die landen zelf enorme aftrek. Mensen staan met liefde
uren in de rij voor een schilderij, komen in de ongeriefelijkste autobussen uit
de verste negorij om naar een opera te kijken, en vreten Tolstoi en Tsjechow
bijna op. En nou kun je vanuit een koude-oorlog-mentaliteit wel smalend opperen
dat ze die dingen doen omdat ze zich anders bij gebrek aan enig alternatief
vertier te pletter zouden vervelen, maar voor hetzelfde geld houdt een Rus
staande dat de bevolking van de Sowjet-Unie met geen stok naar een
TROS-programma is te krijeen, en liever al haar oren zou afsnijden dan
Sjostakowitsj te moeten inruilen voor TopPop.
Kortom: alles schijnt er op te wijzen dat de ideële opvatting over kunst en
publiek verre te verkiezen is boven de kapitalistische, die misschien wel
redelijk en liberaal klinkt, maar die de duivel toch weer op de grote hoop laat
schijten, zoals mijn grootmoeder placht te zeggen, dat wil zeggen al het
heilzame dat de Kunst teweeg kan