Bier e.a.
Naar de STER kijk ik nog steeds om er achter te komen wat in ons volk leeft.
Want, redeneer ik: reclame is een wetenschap, en er wordt dus geen spot gemaakt
of er is eerst diepgaand onderzocht wat we willen en hoe we er het snelst
inluizen.
Neem bier.
Een paar jaar geleden was de campagne voor deze afstotelijke, paardepisachtige
drank nog nadrukkelijk afgestemd op een exclusief soort gezelligheid: de sjiek
van de demi-monde. Slow-motion, vaseline op de lens, leipe doch beschaafde
vrolijkheid - aldus het televisiebeeld. Sinds een tijdje is de markt kennelijk
verbreed. STER-reclame voor bier is een stuk luidruchtiger geworden, de
bierconsument wordt afgeschilderd als iemand die zich ook wel eens niet wast,
hij praat platter, hij is minder kieskeurig, hij ziet er eigenlijk niet uit, hij
is patserachtiger dan vroeger.
Hoe komt dat?
Er zijn twee mogelijkheden. Of de bierdrinker is vulgairder
geworden, of de bierfabrikant wil dat hij vulgairder wordt.
Ik denk dat we in de reclame vooral moeten uitgaan van de tweede
veronderstelling.
Reclame is de wetenschap die méér wil, die eigenlijk alles wil.
Je kunt je voorstellen dat de bierreclame er indertijd vermoedelijk terecht van
is uitgegaan dat bier een (goedkope) volksdrank was waarvoor nog een markt lag
bij de betere standen. Op grond daarvan richtte de biercampagne zich in eerste
instantie op kringen waar whisky werd gedronken: de
tennis-hockey-boot-in-Loosdrecht-betere-zwemmeisjes-milieus. Onder het motto: de
arbeider zuipt 't tóch wel, maar die twééde circle moeten we nog bereiken. Maar
als je dat een half jaar stug volhoudt loop je het risico dat er een tegeneffect
gaat optreden bij Jan-met-de-Pet die met de pils in z'n hand naar die enge
mensen kijkt en zichzelf als bierdrinker niet meer herkent in
die entourage: die, als het ware, op een dag vervreemd raakt van z'n glas gerst.
Consumeren is tenslotte een