Religie, schuld, boete en zondebesef moeten veel te maken hebben met de
gelatenheid waarmee we sinds een maand collectief langzamer zijn gaan rijden, de
gordijnen vroeg sluiten, overbodig lamplicht uitschakelen en de heidense sneeuw
van november aanvaarden als een straf die we hebben verdiend. De diepst
gewortelde impuls van geloven is offeren: afstand doen van iets waar je aan
gehecht bent (een geit, een rijksdaalder, je ziel, je vrouw, je leven) - en de
consequentie van geloof is bijna altijd dat je op 't laatst nattigheid voelt als
je nog wat over hebt, als je denkt dat je lekker zit. Dan is loutering
noodzakelijk. Het Leger des Heils collecteert niet voor niks 't intensiefst bij
mensen die 's zomers midden in de week overdag op het terras van American
zitten.
Dat appèl aan het schuldgevoel over dingen die als aangenaam worden ervaren is
universeel, en geldt alle vormen van religie. Zoroaster verbood 2600 jaar
geleden aan zijn volgelingen het gebruik van stimulerende sappen uit de twijgen
van de haomaplant, en van het christendom mag je eigenlijk geen vreemde vrouw
begeren. Van ds Glashouwer mag je iedereen uitbuiten als je daar zaterdag te
middernacht maar voor 24 uur mee ophoudt en van Mao Tse Tung mag je zondags
alles, als je je door de week maar niet hebt verrijkt ten koste van anderen. Elk
geloof, en elke variant daarvan, dus elke ideologie, begint altijd te verbieden
(te ‘ontraden’, zeggen de Jezuïeten en de Communisten) wat de mensen lekker
vinden - of wat de mensen gewend waren lekker te vinden. Drank, geld, vrouwen.
Of olie. En waar ter wereld de religie ook aan macht en invloed kan inboeten -
niet in Nederland. Als Klompé of Andriessen het geloof verzaken, hebben we
altijd nog De Nieuwe Linie, de Nederlandse Osservatore Romano. En als Gruyters
overstag gaat, komt automatisch pater Mansholt overeind om te beduiden dat we
moeten afzien van zaken waar we ons wél bij dachten.
En dat blijft het punt. U, en ik, en wij met z'n allen, zouden, liefst op zondag
met een noodgang van 160 kilometer per uur en met een vreemd wijf naast ons,
rokend, zuipend en verkwistend langs 's Heren wegen gaan. Maar we doen het niet,
en door het niet te doen verschaffen we onszelf het gevoel dat we een offer
brengen. God mag weten waaraan of aan wie. Maar het idee alleen al stemt ons
bijzonder voldaan.