Ben ik eigenlijk wel links genoeg?
(1974)–Jan Blokker– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Bernlef, bleek uit dat stuk, was lid van een Amsterdamse ‘Peyton Place Club.’ Wist u dat die bestond? Ik niet. Ik had het misschien wel kunnen vermoeden, maar dan had ik me toch zeker een vereniging voorgesteld van Libellelezeressen, AVRO-dames, achterlijke VVD-leden en ander minder volk van beiderlei kunne. Ik ben een snob in die dingen, en ook nooit te beroerd om daar eerlijk voor uit te komen. Maar ik had er goed naast gezeten. Uit het artikel van Bernlef lees ik dat in de Amsterdamse krans zitting was genomen door o.a. de muziekkunstenaar Reinbert de Leeuw, de poëziekunstenares Mies Bouhuys, de vertaalkunstenaar Bert Voeten en de schrijfkunstenares Marga Minco. Er schijnt niet eens een groenteman of een eenvoudige huisvrouw lid te zijn geweest. Als je hoort hoe de club werkte is de afwezigheid van laat ik nou maar zeggen ‘gewone mensen’ ook wel verklaarbaar. De kunstenaars keken niet alleen naar de serie, ze knoopten er ook diepzinnige beschouwingen aan vast. Ik zal ze hier niet citeren, want u zou ze toch niet begrijpen, maar ik wil wel even wijzen op de hoeveelheid tijd die die mensen aan Peyton Place hebben moeten besteden om tot het soort inzicht te komen als waarvan dat stuk van die literaire kunstenaar J. Bernlef getuigt. Alleen het kijken is bij mekaar neergekomen op zo'n vijfhonderd uur. Maar zoals ik al zei: voor deze, ja, hoe moet ik 't noemen, deze bijzondere mensen, met hun aangeboren neiging tot beschouwelijkheid, tot analysevorming, tot na-denken, kon het niet bij kijken blijven. ‘Dat toeleven naar de maandagavond met de preview in je hoofd,’ schijnt Bert Voeten, blijkens dat paginavullende stuk van Bernlef eens gezegd te hebben - en hij zegt er weliswaar niet bij hoe lang hij, als kunstenaar dus, over dat toeleven deed, maar neem maar gerust aan dat het in die kringen niet gaat van hè, Mien, doe het toestel 's an, Peyton Place begint - dat is een kwestie van concentratie, van tijd, van duur. Daar mag je per uitzending zeker een uur voor rekenen, en dan zit ik nóg aan de zuinige kant te calculeren. Maakt samen duizend uur. | |
[pagina 62]
| |
Om maar te zwijgen van wat er gebeurde als de aflevering was afgelopen. De kolenboer, en u en ik hadden dan iets van Mien, doe 'm uit, anders zien ik die druiloor van Van Meekren - maar voor Bernlef en Minco en Bouhuys en De Leeuw begon het dan eigenlijk pas: de nazit, de evaluatie, de contemplatie, de dóórwerking van de dingen. Waar moeten we dat op schatten? Minstens de rest van de avond, zou ik zeggen - en we weten allemaal dat het voor artiesten morgen nooit vroeg dag is: dat is niet om elf uur naar bed, dat is om elf uur naar de Kring, of bij mekaar een zeer oude fles opentrekken, dus het zal heus niet overdreven zijn te stellen dat ze in die club tot diep in de nacht met de serie bezig zijn gebleven. Vier uur na elke uitzending, dat lijkt me het minste - waarmee we aan drieduizend totale Peyton Place-uren zijn gekomen. Als we uitgaan van het feit dat een werkweek uit veertig uren, en een jaar grofgenomen uit 48 werkweken bestaat, komen de alleen aan Peyton Place gewijde werkzaamheden van het kunstenaarsgenootschap dus neer op ongeveer ¾ arbeidsjaar. Met Van Doorn op CRM en de progressieve cultuuridealen van Keerpunt in het vooruitzicht, liggen gouden tijden in het verschiet voor de relatie tussen de AVRO en de Nederlandse kunst. |
|