Frustraties
Aan voetbalwedstrijden op televisie blijft het voordeel dat er een politieke
partij in de rust zit.
Afgelopen woensdag was dat de PPR.
Voor mensen die misschien wel eens de indruk hebben gekregen dat ik iets tegen de
PPR zou hebben, moet ik vooropstellen dat die indruk juist is.
Noem het een afwijking.
Ook de psychiater, die mij kent als een tolerant type dat zich zelden laat
verleiden tot generaliseringen, staat voor een raadsel. Hij heeft al ontdekt dat
mijn vader het ‘geel-witte gevaar’ vreesde, want vóór de oorlog vermenigvuldigde
de katholiek zich drie à vier maal zo snel als een andersdenkende, en de
futurologie was nog niet uitgevonden, dus niemand kon voorspellen dat het
Andriessen in 1973 toch nog dun door de broek zou lopen met zijn achterban.
Samen zijn we bovendien op het spoor gekomen van een in dit verband evenmin
onbelangrijke jeugdherinnering. Ik loop met mijn ouders in een bos achter
Rhenen. Alle vogels zingen, de zon schijnt in die dagen nog 24 uur per etmaal,
elke middag eten we beschuit met aardbeien. In de verte nadert een gedaante in
een zwarte jurk. Het is een priester. Donkerbruin en glimmend zijn de kastanjes
als hij passeert, en hij knikt ons vriendelijk toe. Maar mijn moeder zegt, zo
luid dat hij het moet verstaan: ‘Dag nietsnut’, want zij komt uit Friesland en
respecteert dus god noch gebod.
Zo kun je die dingen verklaren. Zo kun je verklaren dat Han Lammers om de
communisten in Azië te helpen toch weer op een kerkorgel wil spelen en dat Karel
van het Reve allergisch is voor Marx en van neo-toffelemonen spreekt als hij
weer eens door De Nieuwe Linie heeft gebladerd waarin de steile, onverdraagzame
heilsboodschap alleen maar is verlegd van de hemel naar de aarde - en dat is
sinds de Apollo-projecten maar drie dagen verschil.
Maar vooroordelen blijven verkeerd, daar helpt geen moederlief aan.
Daarom stel ik mij in de pauze van de voetbalwedstrijd geheel open voor de PPR.
Bas de Gaay Fortman.
‘Open staan, Jan.’