dorpsveldwachter die met eigen ogen gezien heeft dat de verbalisant
zonder achterlicht reed, en dat van De Gaay Fortman heeft iets heel korts en
kordaats: zijn brieven herinneren me altijd aan kinderen die uit de
vakantiekolonie een hele ansichtkaart naar huis moeten volschrijven, en nooit
verder komen dan twee zinnen - het is hier leuk, Karel heeft een konijn gezien;
ik vermoed ook eigenlijk dat hij meestal eindigt met ‘nu weet ik niets meer,
daaaag’, en dat Ruppert dat schrapt alvorens de brief ter publikatie aan de pers
te geven.
Zoals Andriessen schrijft, schrijft denk ik niemand in Nederland. Misschien kan
ik de essentie van zijn stijl het best aangeven aan de hand van een eenvoudig
voorbeeld.
Stel iemand vraagt mij mee te gaan naar de bioscoop, maar ik vind het toevallig
een vervelende trut, of m'n hoofd staat er niet naar, of ik haat films, kortom:
ik wil niet. Wat schrijf ik dus terug? ‘Ik ga niet met je naar de bioscoop,
hartelijke groeten, Jan.’
Andriessen doet dat anders. Hij neemt de pen ter hand, denkt heel lang na, en de
volgende ochtend leest het meisje de volgende brief: ‘Ten aanzien van je verzoek
met betrekking tot een eventueel door ons gezamenlijk af te leggen bezoek aan de
bioscoop kan ik niet nalaten je te doen weten dat ik verhinderd ben om niet te
verklaren dat een negatieve reactie op een dergelijke suggestie in dit verband
niet door mij kan warden ontgaan. Met de meeste hoogachting, F. Andriessen.’
Andriessen - en dat is voor mij zijn grote kracht - zoekt van een woord altijd
eerst het tegendeel, en maakt vervolgens de zin waarin hij dat tegenwoord
gebruikt ontkennend. Naar meer wiskundige normen gemeten zou hij op die manier
het oorspronkelijke positieve woord weer terugkrijgen (min maal min is plus),
maar de taal onttrekt zich zoals wij weten aan dorre regels van de
bêta-wetenschappen, en levert via zulke constructies iets op dat tussen min en
plus ligt.
Probeer het maar uit op een ‘negatief’ werkwoord. Als u tegen mij zegt: ‘Ik werk
je tegen’, dan weet ik waar ik aan toe ben, en kan mijn maatregelen nemen. Als u
echter zegt: ‘Ik werk je niet tegen’, betekent dat eigenlijk
nog niks, want in de eerste plaats vertrouw ik u voor geen cent, en in de tweede
plaats wil uw mededeling nog lang niet zeggen dat u nu met me mee werkt: ik blijf mooi in het