eigenlijk maar één boer: Mansholt. Eén feministe:
Joke Kool-Smit. Eén politicoloog: Marcel van Dam. Eén dame: freule Wttewaal van
Stoetwegen. Eén Ibo: Wim Ibo. En één dokter: Aart C. Gisolf, arts.
Je bent natuurlijk geneigd te denken dat het te maken heeft met het feit dat we
een klein land zijn waar de geleerdheid niet voor het oprapen ligt en de
combinatie met aantrekkelijk publiciteitsgedrag dus helemáál zeldzaam is. Maar
dat is waarschijnlijk niet vol te houden. Ik ken bijvoorbeeld genoeg mensen die
er smakelijk uitzien, die foutloos Nederlands schrijven en spreken, wier Engels
niet meteen iedereen met gegeneerd erbarmen vervult en die ook nog aardig wat
van oude films weten. Maar ze schijnen iets te missen dat Simon van Collem heeft - zoals mijn huisdokter die tot nu toe al onze kwalen
naar volle tevredenheid heeft genezen blijkbaar iets niet heeft dat als een
soort genade moet zijn meegegeven aan Aart C. Gisolf, arts.
Zouden we het ‘it’ moeten noemen?
Ik ben bang dat het niet veel wetenschappelijker is te determineren. Achteraf kun
je wel zeggen dat Van Swol alles had om de nationale dokter van de jaren vijftig
en begin zestig te worden, maar ik weet zeker dat het in die tijd bárstte van
dat type artsen met zo'n hoekig, betrouwbaar gezicht, en zo'n warme,
Henk-van-Laarachtige stem die op dicteersnelheid de werking van de blaas
uitlegde. En je hoeft vandaag maar om je heen te kijken, of je ziet jonge
dokters met een coltrui en een enigszins gedekt, maar net niet overdreven lang
kapsel veerkrachtig uit een deux-chevaux stappen, en de één lijkt bij wijze van
spreken nog méér op Aart C. Gisolf dan de ander - maar zal schrijven niet in de
Haagse Post, ze krijgen géén opdrachten van Avenue en ze zijn geen medische
quizmasters op het scherm.
Een mysterie.
Reken maar dat ze in omroepland al lang hebben zien aankomen dat Van Swol aan
inruil toe was en dat ze daar al een hele tijd hebben gezocht naar een nieuwe,
eigentijdse, dus open, maatschappijkritische, gedemocratiseerde dokter die niks
moet hebben van de witte toverjas en voortdurend de boodschap uitstraalt van
onthounou-goed-dokter-is-ook-maar-een-mens en liever met een doodzieke patiënt
om de tafel wil gaan zitten discussiëren over de beste