kruidenierswijn.’
Ik kan er ook niks aan doen. En zeg niet dat ik met te weinig eerbied over die
dingen praat, want ik heb zó veel eerbied voor zo'n Gijsen, dat ik ernstig mijn
best doe de mens achter zijn tabberd te zoeken.
En dan zie ik hem in Rome tegen de paus zeggen:
‘Paus Paulus, weet u nou wel zeker dat ik dat moet doen in Roermond? Het geeft
maar deining. Ik zou u niet willen suggereren nou maar meteen weer zo'n
doorgeslagen Nieuwe-Linie-katholiek te nemen die niet eens meer in een zwarte
jas met een boordje loopt - maar er zijn toch genoeg tussenfiguren die een
radicale catechesecursus kunnen tegenhouden zonder bij Goddijn onmiddellijk als
een reactionair op te vallen?’
‘Gijsen’, zei de paus geduldig, ‘wat is nou precies deining? Twee opgewonden in
burger geklede dekens bij Hans Jacobs in Achter het Nieuws? Septuagint? De
Nieuwe Linie? Kom, kom. We hebben voor heter vuren gestaan. Dit is een klein
brandje, en ga jij dat nou maar gauw blussen.’
‘Ja, maar’, probeerde de goede Gijsen de beeldspraak van de heilige vader door te
trekken, ‘straks slaat de vlam in de pan.’
‘Zo, zo’, moest de paus nu glimlachen. ‘Nou, dan tillen we het pannetje op en
houden het een ogenblik in de Noordzee. Hoe komt het toch dat jullie Hollanders
zo'n last van zelfoverschatting hebben? In Brazilië doen we zo'n oppervlakte met
één bisschop af!’
‘Maar daar zijn minder protestanten’, wierp Gijsen tegen - ‘daar zit niet
iedereen met argusogen te luisteren naar wat het Vaticaan nou weer heeft
uitgehaald. Zoals laatst, met permissie, die uitval tegen de Duitse
abortuswetgeving en die toespeling op het Derde Rijk. Zoiets valt niet goed in
een land waar ze allemaal Der Stellvertreter kennen.’
‘Jullie hebben een te goed geheugen. De geschiedenis van het christendom is de
geschiedenis van vergeven en vergeten, Gijsen.’
‘En dan komen ze ook altijd met vergelijkingen tussen Rome en het Kremlin - zo
van: het zijn precies Russen, want die dulden ook geen nationale variant van de
heilsleer.’
‘Ja, dáár kan ik me zo kwaad over maken’, riep de paus nu uit.
‘Wij doen iets al twintig eeuwen, en dan komt er na 1917 jaar een stelletje
bolsjewieken dat ons na-aapt en dan durven ze te roepen